1200

IS DE KOERS -TUIST ?

waar menschen die door 't uitoefenen van een vak zich Joon zien uitgekeerd aan blootstaan, terwijl de mannen die als militieplichtigen op dezelfde vloot dienen geen vak hebben als zoodanig en dus ontoegankelijk zijn voor elke vak-actie. Aldus gesteld, wordt het geheele vraagstuk, nl. een Marine van vrijwilligers of dienstplichtigen, beheerscht door den stand van de sociale kwestie op dit oogenblik. Doch dit is nog te ruim. Het geheele vraagstuk wordt beheerscht door den minder gewenschten geest van het lager personeel op dit oogenblik.

Dit is op zich zelf al foutief en dit standpunt is alleen te verdedigen, wanneer werkelijk alle pogen faalde, om langs een weg dien men zou kiezen als overeenkomstig 't wezen deiMarine, de bemanning van de vloot voltallig te krijgen.

Gaan we dus eerst na wat naar den aard van de Marine 't stelsel moet zijn, en daarna of alle wegen om de Marine alzoo naar haren aard te bemannen bewandeld zijn.

Krijgsman is een goddelijk beroep.

Zeeman is een goddelijk beroep.

Deze twee beroepen vinden we vereenigd in hen die varen op 's lands schepen van oorlog.

Wanneer we allereerst 't vak van zeeman in 't oog vatten, dan geldt daarvan zeker, dat, wil men een goed zeeman zijn, men daartoe roeping moet gevoelen. En dat wel betrekkelijk' zeer jong. Ik laat staan hoever 't bewust-zijn van eene dergelijke roeping bij jeugdige personen strekt; niet te miskennen is volgens mij, een bepaalde trek om op zee te gaan reeds in de jeugd. En nu moge op een oorlogsschip van onze dagen het eigenlijke zeemansberoep voor de lagere rangen of graden niet meer in den zin van vroeger bestaan, 't beroep op zich zelf bestaat nog. Het zal blijven bestaan zoolang een schip beperkt van afmetingen en ruimte is. Doordat 't beperkt van afmetingen is, blijft het onderworpen zijn aan zee en weersgesteldheid gelden, en daardoor 't bestaan van gevaren, eene van de aantrekkelijkheden van 't beroep voor den jeugdigen man van durf, waarvan de secure landrot die liever in den trein stapt, niet weten wil. En zoolang een schip beperkt van ruimte is, ligt in dat zich zelf beperken met de makkers op 't eigen schip, waar men zich volkomen veilig voelt op de wijde, groote zee, eene aantrekkelijkheid, ja, wellicht eene bekoring, waar de landrot die liever door bosschen wandelt of zich te huis gaarne in ruime vertrekken beweegt, weer niets voor voelt. En wat nu 't speciale vak van zeeman betreft, ik geloof dat daar nog meer van over is, ook voor minderen, op een oorlogsschip van heden, dan men gemeenlijk wel denkt.

Nog meer geldt dit laatste voor de hooger geplaatsten, de officieren. Om goed te kunnen navigeeren en manoeuvreeren met een. schip moet men zeeman zijn. En hoe grooter de ervaring, hoe beter. En daarom hoe jonger men gaat varen, hoe beter. En wil men ook als officier ter zee zijn werk met