12

WIJZIGING KN AANVULLING VAN DE PENSIOENWET

uit de nieuwe bepalingen voor de officieren te groote rechtsonzekerheid zoude voortvloeien. De hoogere autoriteiten zullen op grond van de beoordeelingsiijsten adviseeren om officiereu, die huns inziens daarvoor in de termen vallen, op 50-jarigen leeftijd te ontslaan. Zoolang de quaestie der beoordeelingsiijsten nog onbevredigend is geregeld, kan dit leiden tot groote onbillijkheden. Het is geenszins uitgesloten, dat de bepaling zal worden misbruikt om zoogenaamd lastige officieren uit het leger te verwijderen, niet op grond van mindere militaire geschiktheid, maar om af te komen van de beslommeringen, welke het optreden van zulke officieren voor hunne chefs dikwijls medebrengt. Een bepaling, dat aan officieren op 50-jarigen leeftijd niet ongevraagd ontslag kan worden verleend zonder dat een onpartijdig onderzoek omtrent hunne geschiktheid heoft plaats gevonden, ware hier zeer noodzakelijk.

Tegen een en ander werd opgemerkt, dat in het algemeen toch wel vaststaat, dat de militaire dienst personen behoeft, bestand tegen de physieke vermoeienissen, welke de dienst te velde medebrengt; maatregelen, beoogende het officierskorps jong te houden, kunnen daarom uit een zuiver militair oogpunt slechts aanbeveling verdienen. Het betreft hier overigens een facultatief ontslag, zoodat de hoogere autoriteiten geenszins verplicht zullen zijn een officier, die voortreffelijke diensten als onderwijzer bewijst en bij wien men ook de hoedanigheden van een goed aanvoerder aanwezig acht, te ontslaan wijl zijn lichamelijke gesteldheid niet aan de allerstrengste eischen voldoet.

Voorts zagen de hier aan het woord zijnde leden niet in, waarom niet in het belang der defensie een wetsbepaling zou mogen worden gemaakt, welke vanzelf, zonder dat metterdaad dwang wordt uitgeoefend, de tusschentijdsche dienstverlating in de hand werkt.

Dat de bestaande bepaling aanleiding geeft tot misbruik en dient om officieren uit het leger te verwijderen, die niet ongeschikt zijn voor den dienst, is naar de meening dezer leden niet bewezen; gevraagd mag worden, waarom, als de leeftijd met vijf jaar wordt vervroegd, zulks in meerdere mate zoude voorkomen dan thans. Intusschen zouden ook deze leden gaarne waarborgen willen hebben tegen willekeur bij de toepassing der bepaling. Met belangstelling zagen zij uit naar de regeling, die voor de beoordeeling, of een officier voldoet aan den eisch van ten volle geschikt te zijn, zal worden vastgesteld.

Door sommige leden werd er de aandacht op gevestigd, dat, nu in de bepalingen van art. 2, onder 4, der Pensioenwet en art 39 der Bevorderingswet van 50-jarigen leeftijd wordt gesproken, in die beide bepalingen eigenlijk niet langer sprake behoort te zijn van volle geschiktheid voor den militairen dienst. Want het is duidelijk, dat voortaan in vele gevallen, waarin deze bepalingen zullen worden toegepast, die toepassing niet zal steunen op het gemis van volle geschiktheid