vüok het dienstjaar 1912.

23

In de overige maanden is de toestand tusschen deze uitersten in. Een schip met 62.6 dM. diepgang, zooals door ondergeteekende voorgesteld, zal, rekening houdende met de omstandigheid dat het schip nog ± 3 dM. door de modder gehaald kan worden, practisch gesproken op elk oogenblik kunnen binnenloopen. .

De diepte op den drempel in het Westervaarwater is sedert de Soerabaja-haven-Commissie haar rapport indiende (14 Mei 1904) belangrijk toegenomen, wat te danken is aan het gebruik van slibraderën, waarmede het harde zandlaagje dat den drempel van het Westgat bedekt, is losgemaakt; er is thans een geul gevormd, waarvan de minste breedte ongeveer 40 M. bedraagt, terwijl de diepte, welke in die geul op het oogenblik van het hoogste hoogwater gevonden wordt, 79 dM. bedraagt.

Waar het in de bedoeling ligt om in overeenstemming met het rapport, door de heeren Dr. J. Kraus en G. J. de Jong, in zake de verbetering van de haventoestanden van Soerabaja, uitgebracht aan den Gouverneur-Generaal van NederlandschIndië, met de verdieping van het Westorvaarwater nog meerderen voortgang te maken en daarvoor een zelfstoomend zuigbaggervaartuig in aanmaak is, dat in staat moet zijn het eigen laadruim te vullen en tot een diepte van 5 tot 25 M. beneden de oppervlakte van het water te zuigen - de zuigpompen zullen in staat moeten zijn het laadruim van 700 M3. inhoud in 35 minuten met vaste specie te vullen - daar kan verwacht worden dat de diepte in het Westervaarwater nog zal toenemen. .

Wanneer de door de havencommissie van 1904 gewenschte toestand zal zijn bereikt, dan zal de geul op den drempel van het Westervaarwater een breedte hebben van 600 Meter en zal de grootste diepte aldaar op het oogenblik van het hoogste hoogwater 82 dM. en op dat van het laagste laagwater 62 dM. bedragen.

Het Oostervaarwater. Men heeft als regel 2 hoogwaters in het etmaal maar de waterstand daarbij is zeer ongelijk:

hoogste hoogwater 70 dM.

laagste hoogwater ±53 dM.

hoogste laagwater + 53 dM.

laagste laagwater 36 dM.

Deze standen zijn uiterste grenzen en komen slechts zeer enkele malen in het jaar voor; het aantal malen is moeilijk te ramen. Minder dan 44 dM. wordt slechts enkele malen per jaar en dan nog slechts gedurende 6 uur per etmaal aangetrofleii. 'De toestand van het zeegat is ongeveer stationiiair; de laatste opneming wees op eenige verbetering. De bodem bestaat uit zeer zachte modder, zoodat schepen met 6 dM. meer diepgang dan de diepte van het vaarwater bedraagt, gewoonlijk geen moeite hebben den drempel te passeeren. Hieruit volgt dat ge-