3(5

verhooging v. h. vide hoofdstuk der staatsbegrooting

aan het schip eene vaart zoude worden verzekerd van 19 mijl en er eene nevenbewapening aan zoude worden gegeven gelijk aan die van het Zweedsche schip, doch de kanonnen van 7.5 cM. achter open schilden, dan zoude de waterverplaatsing moeten bedragen + 9100 ton, terwijl de thans geraamde prijs van 7.1 millioen gulden per schip met f 1 750 000 per schip zou moeten worden verhoogd.

Aan de leden, die, hoewel voorstanders van de torpedovloot, wel zouden willen medewerken tot den aanbouw van een artillerievloot, indien sterkere schepen konden worden verkregen zonder zeer belangrijke uitzetting der uitgaven, waarbij zij het oog hadden op bezuinigingen, onder anderen aangegeven in het opstel van den kapitein ter zee W. J. TJmbgrove, zoude ondergeteekende willen mededeelen, dat verschillende der vraagstukken, waarop de aandacht door dien hoofdofficier is gevestigd, voor zoover ondergeteekende de uitvoering in het belang van den lande acht, reeds in behandeling waren toen die hoofdofficier nog waarnemend chef van den marinestaf was, dan wel daarna in behandeling zijn gekomen. De aandacht van ondergeteekende blijft verder steeds op mogelijke bezuinigingen gevestigd, doch hij meent, dat de door bezuiniging wellicht nog te verkrijgen bedragen slechts een onbeteekenend gewicht in de schaal kunnen leggen tegenover de grootere uitgaven vereischt voor een vloot van beduidend grootere schepen, dan het thans door hem voorgestelde. Voor zoover betreft bezuiniging, te verkrijgen door vermindering van het aantal hoofdofficieren, merkt ondergeteekende op, dat voor het behoud van een behoorlijk verloop der bevordering een zekere verhouding behoort te bestaan tusschen de aantallen vlag-, hoofd- en subalterne officieren en dan meent hij er op te mogen wijzen, dat die verhouding bij ons in geenen deele gunstiger is dan elders, ja dat bij ons het aantal vlag- en hoofdofficieren percentsgewijze kleiner is dan bij de meeste andere marines.

In antwoord op de vraag van andere leden, voorstanders van de artillerievloot, of naar meening van ondergeteekende met schepen van 7600 ton niet de uiterste grens, waartoe men zoude kunnen gaan, bereikt was, en zulks omdat door ondergeteekende ook aandacht werd gewijd aan een schip van 10 500 ton, diene, dat dit schip als voorbeeld werd aangehaald om te doen zien welke op financieel en personeel gebied er de gevolgen van zouden zijn, indien zonder in de andere zaken eenige verandering te brengen, de hoofdbewapening van het voorgestelde schip de practisch kleinst mogelijke uitbreiding onderging, namelijk met één toren met 2 kanonnen van 28 cM. L/45. Ondergeteekende koesterde de hoop dat hieruit zoude gebleken zijn, dat een eskader van vier dezer grootere schepen, ten minste in de eerste toekomst, boven onze krachten zal gaan. Hoezeer het betreurende, dat sommige leden niet hun stem aan een artillerievloot zouden kunnen geven, indien niet wordt overgegaan tot schepen van 20-mijl met kanonnen van 28 cM. en