50

VERHOOGING V. H. VIDE HOOFDSTUK DER STAATSBEGRÜOTING

inrichtingen te Soerabaja voldoende zijn te achten voor dergelijke diepgaande groote oorlogsbodems. Het bovenstaande toont aan, dat vooralsnog Nederland nöch Indiö zijn ingericht voor den aanbouw en de exploitatie van oorlogsbodems van 10 000 ton.

En nu kan men wel zeggen dat dit alles maar een quaestie van geld is en dat, als er slechts voldoende fondsen worden beschikbaar gesteld, al de opgesomde bezwaren zijn te overkomen, doch, daargelaten dat dit niet geheel opgaat, omdat ook de niet minder belangrijke vraag omtrent de voorziening in het benoodigde meerdere personeel onder de oogen moet worden gezien, dan rijst toch ernstig de vraag of zij, die zoo redeneerea, zich wel rekenschap hebben gegeven hoeveel millioenen daarmede gemoeid zouden zijn. Men bedenke dan tevens dat die noodzakelijke verbeteringen eerst na vele jaren tot stand zouden zijn gekomen en eerst tot aanbouw van een grooter pantserschip mag worden overgegaan wanneer de zekerheid bestaat dat deze tijdig zullen gereed zijn.

Daar het den ondergeteekende bekend is dat aan elk der leden van de beide Kamers der Staten-Generaal een exemplaar werd toegezonden van het verslag van het op 29 Februari j.1. behandelde in de vijfde algemeene vergadering der Marinevereeniging, meent 'hij deze beschouwingen niet te mogen eindigen, zonder nog aangaande enkele punten, welke in die vergadering ter sprake kwamen, van zijn meening te hebben doen blijken en daarbij in het licht te hebben gesteld welke de gevoigen zouden zijn van de totstandkoming eener marineorganisatie als in die vergadering in overweging werd gegeven.

Uit deze uiteenzetting moge dan tevens blijken, dat in die vergadering' ook van gegevens is gebruik gemaakt op welker juistheid wel een en ander is af te dingen.

Door den inleider in die vergadering, welke dien avond over „Een kern van zware schepen voor onze zeemacht" het woord voerde, werd eene organisatie onzer zeemacht aanbevolen waarbij deze, wat de groote schepen betreft, voortaan uitsluitend uit 5 schepen van het type „EspaSa" zoude bestaan, van welke 5 schepen er in den regel één in Nederland in reserve (dus in den regel niet beschikbaar wegens herstelling), één in Nederland in dienst (in de Noordzee of in de haven te Willemsoord), één in de Middellandsche Zee of in West-Indië en twee in Oost-Indie gedacht werden. Verder zou dan de Nederlandsche Zeemacht geen groote schepen meer bezitten.

Allereerst wenscht ondergeteekende thans zijne beschouwingen te geven over hetgeen in de bedoelde vergadering der Marinevereeniging over het Spaansche schip „Espana", ook in verband met de exploitatiekosten der vloot, werd gezegd, om daarna de aanbevolen organisatie der zeemacht te behandelen en ten slotte nog eenige opmerkingen te maken aangaande de