VOOR HET DIENSTJAAR 1912.

78

waarbij althans behalve een proeftochtvaart van 30 mijl eene bewapening met 4 kanonnen van 7,5 c.M. zoude zijn geëischt.

Waar de torpedobootjagers, waarvan er reeds twee deel uitmaken van het Nederlandsch eskader er nog zes met dezelfde bestemming in aanbouw zijn, aan deze eischen voldoen, daar kan het geen verwondering wekken dat ondergeteekende aan deze jagers verschillende gegevens ontleende voor kostenramingen. Hoewel ondergeteekende in de Memorie van Toelichting er op wees dat zelfs die jagers door hem niet voldoende geacht worden voor de taak die de Commissie aan deze vaartuigen wilde opleggen, en ditzelfde door hem van toepassing werd verklaard op de torpedokruisers, had dit echter toch geen invloed op de herziening van de kostenraming, die ondergeteekende meende te moeten geven en werd alleen vermeld, dat, als aan de torpedovloot grootere kruisers werden toegevoegd, en op materieel-reserve werd gerekend, het totaal benoodigd jaarlijksch bedrag nog aanmerkelijk hooger zoude worden.

Bij de raming van de exploitatiekosten der jagers moest gerekend worden op eene grootere bemanning dan daarvoor door de Commissie was uitgetrokken; de vaststelling van het als minimum benoodigd machinekamerpersoneel bijv. moest gebaseerd .zijn op de noodzakelijkheid om eenigen tijd volle kracht te kunnen volhouden en voorts op gegevens aan de practijk ontleend, waarbij ook de bemanningslijsten van vreemde jagers tot leidraad dienden. Hier zij nog vermeld dat de bemanning van de door den steller der Nota aangehaalde jagers type Wolf met een I. P. K. van 5600-8500 bedraagt 60-72, dat de Engelsche jager Velox met 7000 I. P. K. heeft 68 koppen (Taschenbuch Kriegsflotte 1909), de Engelsche Taku met 6000 I. P. K. 67 koppen, allen Europeanen.

Hierbij moet nog in het oog gehouden worden, dat bij de bemanning, zooals men die in de schepenlijsten vindt, niet op Inlandsche schepelingen is gerekend, terwijl, aangezien de door de Commissie gedachte bemanning voor een groot deel uit Inlanders zou moeten bestaan, eene aanmerkelijke vermeerdering der koppensterkte daarvan noodzakelijk het gevolg moest wezen.

Ondergeteekende meent hiermede de bemanningsquaestie verder te kunnen laten rusten en handhaaft zijne meening, dat de hierdoor beïnvloede posten zeker 15 pet. te laag zijn geraamd.

Ter adstructie van zijne meening, dat de jagers van ondergeteekende grooter moesten zijn dan die der Commissie, voert de steller der Nota aan, dat eerstbedoelde jagers los van een basis moeten ageeren. Dit is verkeerd gezien, want de jagers van ondergeteekende hebben toch altijd de artillerieschepen, waaraan ze/zijn toegevoegd, als basis achter zich, terwijl de jagers der Commissie, die uitgebreiden verkenningsdienst moeten verrichten, van dergelijke basissen zijn veistoken, want als zoodanig kunnen de torpedokruisers van 1500 ton waterverplaatsing