76

VERHOOGING V. H. VI™ HOOFDSTUK DER STAATSBEGROOTING

staan met 600 oefeningsuren onder stoom, omdat de bemanningen na driejarig verblijf in Indië niet vier jaar in Nederland zullen vertoeven, doch doorloopend in Indië zullen blijven dienen. In dit verband zij opgemerkt dat het personeel der Commissie toch ook van tijd' tot tijd wel zal repatrieeren, doch ten andere oefent het personeel in Nederland evenzeer, welke oefening in het stelsel der Commissie dan ook in Indië niet kan achterwege blijven. ,

De wijze, waarop de steller der Nota uit het kolenverDi uiu bij eene vaart van 15 mijl het verbruik voor een 10 mijls vaart afleidt, n.1. door eenvoudige vermenigvuldiging van dat verbruik met 10/15, is in strijd met theorie en praktijk; men komt toch de werkelijkheid meer nabij indien vermenigvuldigd wordt met

= ± i wat juist de helft is van den door den steller der ïoó 3 Nota gebruikten factor.

Doch ondergeteekende kan zich ook in geenen deele veieenigen met het beginsel dat de vaart van 10 mijl ruim voldoende zou zijn. De groote kracht van de torpedojagers ligt toch in hunne groote snelheid; men moet er dus op kunnen rekenen dat die snelheid steeds bereikt zal kunnen worden, waarvoor doorloopend intensieve oefening van het machinekamerpersoneel noodig is. En nu zal het wel geen betoog behoeven dat dit slechts te verkrijgen is door het stokerspersoneel - al is het maar met één ketel - altijd te oefenen in het stoken met geforceerden trek. Men bereikt daarmede een vaart van ± 15 mijl. Doch ook voor de overige opvarenden zal stoomen met grooter vaart noodig zijn, omdat de oefeningen in het lanceeren en schieten met geschut dan meer de werkelijkheid zullen naderen. Hiertoe zal meerdere malen volle kracht moeten worden geloopen en zal als regel gestoomd moeten worden met zoodanige vaart dat de navigatie in nauwe vaarwaters inspanning vordert van het dekpersoneel. Om al deze redenen meent ondergeteekende een gemiddelde vaart van 15 a 16 mijl te moeten aannemen, welke meening dan ook geheel in overeenstemming is met de door hem ontvangen adviezen van de betrokken Chefs der dienstvakken. . .

Verder merkt de steller der Nota op, dat de Commissie meent, dat men zal moeten vinden een inrichting der ketels, waardoor het mogelijk is Ombilinkolen of astatki te stoken, omdat Cardiffkolen in oorlogstijd niet te verkrijgen zullen zijn, terwijl de beide andere brandstoffen in Indië zelf geproduceerd worden. Ondergeteekende is van meening, dat -- in het algemeen gesproken - nimmer kan worden gezegd, dat iets moet worden gevonden alvorens eenige zekerheid bestaat, dat dit het geval kan zijn. Nu zal het den steller der Nota niet onbekend wezen, dat het vraagstuk der Ombilinkolen op het oogenblik aan een nauwgezet systematisch onderzoek wordt onderworpen, waaromtrent thans nog geen definitieve gegevens ter beschikking staan. Tot dusverre is echter proefondervindelijk steeds