voor het dienstjaar 1912. - beraadslaging.

95

geheele gebied van den Archipel verspreid zouden liggen, te kunnen binnensluipen. Het is juist, dat de torpedovloot, die het doordringen van den vijand in den Archipel moet beletten, zich moet kunnen bedienen van schuilplaatsen; de Minister heeft daarin gelijk, maar het is juist een goede tactiek om, als het noodig is, zich zelf zooveel mogelijk te sparen tot betere gelegenheid, terwijl de vijand zee zal moeten houden.

Een sterke vloot zou het misschien niet behoeven te doen, maar de artillerievloot, zooals de Minister zich die wenscht, zal er zeker slechter aan toe zijn dan de torpedovloot. Zij is te zwak om tegenover den vijand stand te houden wanneer zij eenmaal met den vijand voeling heeft gekregen; zij is ook te zwak om, als zij voeling heeft gekregen, aan den strijd te ontkomen. De artillerieschepen hebben te veel diepgang om de door de commissie bedoelde schuilplaatsen binnen te loopen, waarvan de torpedovaartuigen wel gebruik zullen kunnen maken. Voor die artillerievloot zou men veeleer en veelmeer versterkte bases moeten aanleggen, dan voor een torpedovloot, want, gelijk de Minister in de Memorie van Antwoord erkent, zijn er voor die vloot op de oostkust van Sumatra, op Borneo en de Javazee voldoende schuilplaatsen om zich tijdelijk te kunnen terugtrekken.

Voor een artillerievloot, meent de Minister, zou geen versterkte basis noodig zijn, omdat zij door de draadlooze telegraphie, in verband met de kolenschepen, haar kolen moet blijven innemen; maar de torpedoschepen kunnen hun kolen vinden in de schuilplaatsen zooeven door mij aangeduid, en in de tweede plaats is er geen bezwaar tegen om, wanneer de toestanden bepaald er toe dringen, ook de torpedovloot te doen volgen of te doen vergezellen door kolenschepen.

De schuilplaatsen van de torpedovloot op de rivieren kunnen op eenvoudige wijze worden versterkt, omdat daar geen groote vijandelijke schepen te wachten zijn; men kan van die schuilplaatsen eigenlijk dan ook niet als van versterkte bases spreken.

Mijnheer de Voorzitter! Ik heb nog eenigen tijd noodig. Met uw goedvinden zou ik gaarne mijn rede na de pauze voortzetten.

De vergadering wordt voor een half uur geschorst en daarna hervat.

De heer Verhey zet zijn rede voort en zegt: Mijnheer de Voorzitter! Vóór de pauze eindigde ik met te zeggen, dat de schuilplaatsen voor de torpedovloot op de rivieren op zeer eenvoudige wijze kunnen worden versterkt, omdat daar geen groote schepen te verwachten zijn. Er zijn echter nog gedeelten van den Archipel waar de schuilplaatslactiek niet kan worden toegepast, namelijk daar waar geen schuilplaatsen zijn. Dit moet men den Minister toegeven, doch daar zal men de torpedovloot niet behoeven en niet moeten gebruiken althans om een rechtstreekschen aanval op onze koloniën af te slaan. Dan zal zich