voor het dienstjaar 1912. — beraadslaging.

131

sement meer dan eenige andere Nederlandsche werf door haar ligging en door de terreinen waarover zij beschikken kan, speciaal voor den bouw van grootere schepen geschikt is".

Mijnheer de Voorzitter! Op grond hiervan geloof ik, dat die werf geacht kan worden in staat te zijn een grooter schip te bouwen dan nu door de Regeering wordt gevraagd. Zij is onbeperkt in de lengte en in de breedte der te bouwen schepen, daar zij niet door sluizen en bruggen is afgesloten zooals andere werven. En waar dus de Nederlandsche industrie in staat is nog beter dan de Rijkswerf te Amsterdam in de behoeften van de vloot te voorzien, meen ik, dat het een daad van wijs beleid zou zijn, wanneer eindelijk eens tot opheffing van de werf te Amsterdam werd overgegaan, waarvoor ik met genoegen heb gezien, dat reeds door Zijn Excellentie een commissie is benoemd.

Ik onderschrijf geheel het gevoelen van den kapitein ter zee Umbgbove, zooals dat weergegeven is in zijn brochure: „Defensiepolitiek en Marinebeheer", om hetgeen de werf te Amsterdam betreft zich tot enkele zaken te beperken.

Wat de werf te Hellevoetsluis aangaat zou ik nog verder willen gaan en die slechts willen behouden voor zoo weinig mogelijk torpedomaterieel. Die werf toch is al verbazend slecht gelegen. Zij is slechts toegankelijk voor schepen met beperkten diepgang en daarenboven ligt zij zoo, dat enkele uren na het uitbreken van een oorlog het etablissement en de magazijnen door het groote geschut van de vloot van den vijand kunnen worden vernield. Ik zou daarom die werf willen opheffen en vervangen door een conservatiewerf voor het zuidelijk kwartier te Rotterdam. Daar is aan de westzijde van de Waalhaven zooveel hectaren terrein en diep water te verkrijgen als men maar verlangt, en een mobilisatie zal daarin veel korteren tijd kunnen plaats hebben dan aan de best ingerichte werf, die geheel op zich zelf staat. Immers in Rotterdam beschikt men in zulk een geval over zooveel geschoolde bootwerkers als men maar verlangt, en verder over hefwerktuigen, drijvende bokken en kolenbunkerwerktuigen van de beste soort in zulk een aantal, dat men als het noodig is wel twintig schepen te gelijk van kolen kan voorzien. Kolen vindt men er altijd in groote voorraden. Men beschikt over zooveel kaailengte als men wil, waarlangs men de schepen kan laten liggen. De kaden zijn met de magazijnen en sporen verbonden, wat de mobilisatie zoo snel en gemakkelijk mogelijk maakt. Voor de reparatie van de schepen vindt men er keur van reparatie werven, die men met elkander kan laten concurreeren, waardoor men tot de goedkoopste prijzen komt. Ik meen, dat op die wijze in het marinebeheer een groote bezuiniging is te verkrijgen, die de actieve marine ten goede kan komen. Dit wat den aanbouw van de schepen betreft.

Het tweede bezwaar was, dat er geen voldoende dokgelegenheid voor die groote schepen was te vinden, noch in Nederland, noch in Indië. Wat Indië betreft is thans in aanbouw het