142

verhooging v. h. vimi hoofdstuk der staatsbegrooting

uit Indië, als die gegeven moest worden, niet betaald zou worden uit de algemeene Staatsinkomsten van NederlandschIndië, : evengoed als de kosten voor het Nederlandsch-Indische leger daaruit worden betaald.

Grosso modo zou uit deze overweging reeds volgen, dat men gerust pantserschepen zou kunnen bouwen die dubbel zoo groot zijn als het door den Minister aangevraagde, want het ligt voor de hand, dat, als pantserschepen als die van den Minister, zonder verhooging van ons Marine-budget kunnen worden gebouwd, wij evenzeer, wanneer de helft in de kosten door Indië gedragen wordt, schepen kunnen bouwen die het dubbele kosten van het thans aangevraagde schip.

De heer Thomson: En bemannen?

De heer Van Karnebeek: Dat ligt voor de hand. En dan zou men kunnen zeggen, dat de quaestie opgelost was.

Zoo eenvoudig is de zaak toch niet, al ware het maar, omdat achteraf is gebleken, dat de Minister niet goed gerekend heeft — ik zal niet het woord „misrekend" gebruiken, want dat klinkt minder aangenaam — in hetgeen grootere schepen zouden kosten. Hij is uitgegaan van een berekening van f 900 per ton; dat komt uit met de kosten van zijn eigen scheepje. In de Memorie van Antwoord bij de oorspronkelijke begrooting zegt Zijne Excellentie, dat een schip van 15 000 ton 13,5 millioen zou kosten, terwijl zijn schip f 7 100 000 kost. En nu is gebleken — ik zeg er bij, dat dat mij niet verwondert — dat up-to-date pantserschepen heel wat meer kosten.

Met de grosso-modo-redeneering van zooeven komt men er dus niet, en men moet derhalve de zaak nader bekijken. Ik heb getracht dat te doen en de nadere berekening die ik gemaakt heb, heeft mij niet van de overtuiging afgebracht dat de bouw van die grootere schepen voor ons mogelijk is. Ik zal dat met cijfers trachten aan te toonen.

Ik neem daarbij — öm mijn bedoeling te preciseeren — een schip dat meermalen besproken is, n.1. het type-,,Espana", een der laatste schepen die gebouwd zijn door een Mogendheid die ook behoort tot die Rijken welke niet ongelimiteerd gelden voor deze doeleinden beschikbaar kunnen stellen.

Nu is het gebleken, dat zulk een „Espana" niet f900 maar f 1325 per ton kost. Als wij dat hooren, komt terstond de gedachte op: wat moet dat scheepje van 7600 ton, dat de Minister berekend heeft op f 900 per ton, toch inferieur zijn, wat moet dat minderwaardig zijn, als wij zien dat een up to date en goed schip moet kosten f 1325 per ton.

Ik neem dus aan dat groote pantserschepen van 15000 ton niet 131/» maar 20 millioen zullen kosten. En dan meen ik dat wij den volgenden weg zouden moeten inslaan. In eerste instantie bestelle men twee zulke schepen in het buitenland. In het buitenland, omdat ik voor mij, met alle respect voor