voob het dienstjaar 1912. - beraadslaging.

191

„De Zeven Provinciën", een schip met een zware batterij van 2 kanonnen van 28 cM. Nu heb ik altijd een opklimming gezien in die zware batterijen. Toen hier op 17 December 1906 een liberaal Kabinet aan de groene tafel zat, met den heer Cohen Stüart als Minister van Marine, hebben wij die „Zeven Provinciën" toegestaan door te stemmen tegen een amendement, dat beoogde het schip van de begrooting af te voeren. Dit amendement is toen verworpen met 55 tegen 39 stemmen, onder welke tegenstemmers buiten mij nog andere Katholieke leden werden gevonden. Voorts treft men daaronder nog aan de heeren Tydeman, IJzerman, Goeman Borgesius, Heemskerk, van Idsinga en van Doorn, derhalve heeren van verschillende richtingen. Thans wordt door dezen Minister een schip voorgesteld, dat een zware batterij zal hebben van 4 kanonnen van 28 cM. L 45. Dit schip zal dus niet alleen tweemaal zooveel kanonnen hebben als het vorige schip, maar die kanonnen zullen ook zijn van 28 cM. met een lengte van 45 kaliber.

Alzoo gaan wij met dit schip vooruit: dat kan niemand tegenspreken. Nu zal ik niet zoo dwaas zijn om te overdrijven en dit schip in de hoogte te steken, maar dat kan geen lid van deze Vergadering mij betwisten, dat men, wanneer men ziet dat de gevechtskracht van de zware batterij het dubbele is van het laatst gebouwde schip, niet kan zeggen dat dit schip niets beteekent. Het heeft meer weerkracht. Nu zou ik ook wel gaarne schepen hebben wier zware batterij grooter is. Wij hebben gezien dat de inleider in de vergadering van de MarineVereeniging van 29 Februari j.1. heeft gezegd: wij moeten hebben een eskader van 5 schepen van plm. 15000 ton om de gedachten te bepalen, in elk geval veel grooter dan het nu voorgestelde schip. Hij wilde hebben een zware batterij van 8 stukken, twee aan twee opgesteld in gepantserde torens. Waarom wilde hij die acht stukken hebben? Omdat wij ons, volgens de eischen van den tegenwoordigen tijd, op de snelst mogelijke wijze moeten kunnen inschieten en nu kunnen wij dit niet op de snelst mogelijke wijze doen wanneer wij geen batterij hebben van 8 stukken van 30 cM. en L. 50. De Minister heeft zich ingespannen om in zijn antwoord die stelling te- betwisten, hij rekent ons met seconden uit dat het inschieten op het geprojecteerde schip met 4 kanonnen van 28 cM. nog sneller zal gaan dan bij de batterij van 8 stukken van kolonel Rambonnet. Ik geloof dat de Minister te ver gaat en te veel wil bewijzen. Wie te veel bewijst, bewijst niets. De Minister moet mij althans ten goede houden dat ik dit op zijn autoriteit niet kan gelooven, maar bovendien, in de Memorie van Antwoord lees ik ook dat de Minister aan het begin en aan het slot van zijn betoog heeft toegegeven, dat de zware batterij moet hebben acht stukken van de grootste middellijn en het langste kaliber.

Op grond van hetgeen ik gelezen heb ben ik niet geneigd om te zeggen: stop met dien bouw! Wij moeten toch, aange-