200

VERHOOGING V. H. V1DE HOOFDSTUK DER STAATSBEGROOTING

met geschut aan boord, . dat op de practisch nog mogelijke gevechtsafstanden in staat is de zwaarst gepantserde schepen in hun vitale deelen te treffen.

Ik ben derhalve beslist van oordeel, dat wij in onze koloniën over een artillerievloot. bestaande uit artilleriematerieel, gesteund door torpedomaterieel, moeten kunnen beschikken.

Alvorens die artillerievloot te behandelen, acht ik het niet ondienstig nog een en ander over de torpedovloot te vermelden, en dan wil ik in herinnering brengen — ik zal slechts het een en ander resumeeren, omdat er in de stukken hierover al veel gezegd is - 1°. dat, wanneer een torpedovloot aan de eischen, door de Staatscommissie gesteld, zal voldoen, zij zal moeten bestaan uit materieel, dat het tegen dergelijk materieel, waarover de groote zeemogendheden kunnen beschikken, kan opnemen. Die torpedovloot zal derhalve moeten zijn samengesteld uit torpedokruisers (scouts) van + 3400 ton en torpedojagers van + 800 ton waterverplaatsing, om nu nog niet eens van de nog veel grootere en dus nog kostbaarder jagers van 900 tot zelfs 2170 ton, zooals de „Swift", te spreken, en zulks in plaats van de veel kleinere en dus ook veel minder kostbare, door de Staatscommissie voorgestelde kruisers van 1500 ton en jagers van 350 ton waterverplaatsing, omdat die vaartuigen het tegen het veel grootere vijandelijke materieel toch moeten afleggen en niet zouden voldoen aan de eischen dooide Staatscommissie zelf aan die vaartuigen gesteld;

2°. dat, hoewel volgens de becijfering van de Staatscommissie de jaarlijksche kosten van een artillerievloot van een aanschaffingswaarde van 41,4 millioen, f 92 388, dus ongeveer een ton gouds, hooger zouden zijn dan de jaarlijksche kosten van een torpedovloot van gelijke aanschaffingswaarde, het echter uit de aan het Departement van Marine uitgevoerde becijferingen is gebleken, dat een zoodanige torpedovloot jaarlijks f 1815 918, dus ruim 18 ton meer zou kosten dan een artillerievloot van gelijke aanschaffingswaarde; dat echter een torpedovloot, die voldoet aan de eischen die de Staatscommissie daaraan stelt, en dus bestaande uit torpedokruisers van 3300 ton en torpedobootjagers van 800 ton, natuurlijk nog veel kostbaarder in aanschaffing en in exploitatie zou zijn. Denkt men zich toch bij een zoodanige vloot 6 torpedokruisers van ongeveer 3300 ton en 33 torpedobootjagers van ongeveer 800 ton, het getal dat de Staatscommissie voorstelt, en bovendien één zoodanigen kruiser en 4 jagers als reservematerieel, hetgeen onvermijdelijk is en zeker niet te ruim berekend, dan zal ten slotte de aanschaffing van dat materieel 83'/3 millioen kosten. En wanneer men met de Staatscommissie aanneemt, dat er van de kruisers 3 en van de jagers 12 in dienst zijn', dan zijn de exploitatiekosten jaarlijks te ramen op 14,2 millioen, waaruit blijkt, dat de aanschaffingskosten en dé jaarlijksche exploitatiekosten van het door mij gedachte Neder landsch eskader, bestaande uit 4 pantserschepen van 7600 ton