238

verhooging v. h. vi»! hoofdstuk der staatsbegrooting

gehoord. Ik heb vernomen, dat niet altijd werd toegegeven dat het aldus juist was.

Tot mijn verwondering heeft de Minister verklaard, dat het schip 35° moest draaien wanneer het zich van voren moest inschieten. De heer Quant kwam in zijn artikel tot de con_ clusie dat het 45° moet zijn, omdat meii altijd eenige graden over moet hebben, daar men, uit den commandotoren sturende niet zoo kan sturen dat het precies 35° is. Men moet het dus ruim nemen. Het schip zal derhalve 45°, d. i. de halve hoek van 90° draaien moeten onder het vuur van den vijand om zich in te schieten en als het ingeschoten is zal het misschien met de 2 stukken die recht vooruit vuren kunnen, kunnen doorschieten, maar of het dan ingeschoten kan blijven, weet ik niet. Ik geloof, dat men daartoe 4 stukken noodig heeft In elk geval zal het schip 45° moeten draaien.

Nu wordt het schip ons aanbevolen als een schip, hetwelk m Indië hoofdzakelijk gebruik zal moeten maken van de geografische gesteldheid, dat wil zeggen, het zal in nauwe vaarwaters moeten werken. Dit heb ik althans uit 's Ministers antwoord begrepen; het kan zijn dat hij iets anders bedoeld heeft, maar dat weet ik niet. Ik heb wel vernomen, dat er in Indië niet veel nauwe vaarwaters zijn, maar dat laat ik daar. Dus het schip, dat 45° zal moeten draaien om den vijand te kunnen beschieten en dat in geen geval in open zee zal mogen vechten zooals de Minister zeide, zal die beweging moeten uitvoeren in nauw vaarwater, hetgeen natuurlijk niet kan. Maar dat zal het hier te lande ook moeten doen. Ik heb er reeds op gewezen dat een lijand voor het schulpengat kan gaan liggen. Dan moet dit schip zich daarop inschieten, maar om dat te kunnen doen moet het 45° draaien. Hoe zal het dat kunnen? Het is moeilijk te begrijpen. Men zou misschien even van koers kunnen veranderen, maar zeker niet lang genoeg om in te schieten en men zou ook niet ingeschoten blijven.

Nu wil de Minister, dat dit schip toch gebouwd zal worden, omdat er moet worden aangevangen met de vervanging van de „Kortenaers" door „Regentessen". Ik merk hierbij op, dat, zooals de Minister ons dit voorstelt, die vervanging zal plaats hebben over drie jaren, dus in 1915, en zooals de geachte afgevaardigde uit Ommen het ons heeft voorgerekend, zouden wij in 1917 klaar zijn met de vloot die wij na dat onderzoek zouden hebben. Dat zou dus twee jaar schelen. In 1916 kunnen wij het schip bestellen en in 1917 is het klaar, heb ik van den heer Kuyper opgeschreven. De Minister heeft gezegd dat een schip dat in 1915 besteld wordt, in 1917 niet klaar'kan zijn. Ik zou hem willen doen opmerken, dat de dreadnoughts met vier te gelijk in een jaar worden gebouwd. Als zij dat in Engeland kunnen, kunnen wij dat ook in Engeland laten doen. AJs het hier niet kan, moet het in Engeland geschieden.

De heer Wentholt, Minister van Marine : Dan is het schip