250

verhooging v. h. vi1"3 hoofdstuk der staatsbegrooting

samen te stellen onder het beding, dat binnen een zekeren termijn het werk gereed moet zijn. Zij vreest, dat zij, door dit a priori voorop te stellen, zeer zou worden beperkt in haar keus. De beste en meest voortvarende zou kunnen weigeren op die conditie te dienen.

De Regeering kan bij het opmaken van het bestek voorde commissie nagaan wat gedaan kan worden om spoed, met deugdelijkheid van werk vereenigd, te bevorderen. Meer kan zij niet op zich nemen, en zij kan in geen geval daaromtrent gebonden zijn door een uitspraak van de Kamer.

Maar ook indien de commissie haar arbeid binnen korten tijd volbrengt en indien, wat de geachte voorsteller en met hem de heer Vak Karnebeek hoopt, de uitkomst van dien aard is, dat ingrijpende voorstellen daarop kunnen worden gebaseerd, dan duurt het nog zeer geruimen tijd eer die tot stand komen. De Staten-Generaal zijn niet zoo voortvarend als de heeren Lohman en Van Karnebeek. De ervaring spreekt daaromtrent zoo duidelijk, dat twijfel is uitgesloten.

Buitendien vorderen de noodige werken zeker veel tijd. Nu zal ik geen jaartallen noemen, maar bij allen spoed duurt het lang eer men. een resultaat bereikt heeft, en in dien tijd zou de Regeering gebonden moeten zijn door het uitstel der beslissing over het thans voorgedragen schip. Neen, Mijnheer de Voorzitter, de Kamer neme die beslissing.

Eindelijk zal over de motie geen zuivere stemming kunnen plaats hebben. Zij bedoelt de Regeering te steunen in haar voornemen tot onderzoek, maar zij decreteert uitstel der beslissing over het schip en verzamelt dus als voorstemmers die leden, die liefst een beslissing ontwijken en het onderzoek vóór de beslissing over het schip willen schuiven. Ook kunnen de leden een onderzoek willen om zeer uiteenloopende motieven. Zij kunnen het wenschen om een sterke artillerievloot te krijgen zooals de heeren Van Karnebeek en de Savornin Lohman, of wel, op hoop, tegen hoop, om toch nog weer de torpedovloot als pis-aller te zien te voorschijn komen, zooals misschien de heeren Van Wassenaer, Thomson en Verhey, of wel omdat zij een vage hoop hebben, dat de puzzle, wat zij wel moeten verlangen, zal worden opgelost, zooals de heer Jansen.

Of degenen die, zooals de heer Hugenholtz, niets willen, ook vóór de motie kunnen stemmen, weet ik niet. Zij zijn, dunkt mij, vindingrijk genoeg om er iets op te bedenken'.

Daarentegen kunnen niet vóór de motie stemmen zij die, zooals de heeren Kuyper en Van Vlijmen, evenals de heer Lohman een ernstig onderzoek willen van het Indische defensievraagstuk, met de hoop, om een sterkere vloot te krijgen, maar die met de Regeeriug van oordeel zijn, dat thans de aanneming van het voorgedragen schip gewenscht is.

Over de motie kan dus niet anders dan een onzuivere stemming plaats hebben en de beteekenis van het in testellen