280

VERHOOGING V. H. VIDE HOOFDSTUK DER STAATSBEGROOTING

de Regeering verplaatste. En daarover zou ik nog een klein woord willen spreken.

De geachte afgevaardigde zeide: oorspronkelijk hield het voorstel van de Regeering in : het vormen van een Indische vloot; nu is later dit schip losgemaakt daarvan en voorgesteld als geschikt eventueel voor gebruik in Nederland; dat groote doel: een Indische vloot te krijgen, verdween aan den horizon Mijnheer de Voorzitter, dit geeft de zaak niet volledig en daarom ook niet juist terug. Het is waar: aanvankelijk hield het voorstel in het vormen van een Indische vloot, gebaseerd op de gegevens, zooals wij die onder de bestaande omstandigheden bezaten: materieele en financieele gegevens en bestuursverhoudingen. Nu is echter door het debat, dat maanden lang over dit schip is gevoerd, duidelijk geworden, dat een ander vraagstuk, dat men wel wist dat bestond, doch dat op dat oogenblik althans nog niet zoo de aandacht had getrokken, aan den horizon niet verdween, maar verscheen. Dat was het algemeene vraagstuk van de defensie van Indiƫ, beschouwd uit een wijderen gezichtskring, dus niet alleen met het oog op de bestaande gegevens, maar ook met het oog daarop, dat in de bestaande verhoudingen wijziging kon worden gebracht. De regeering is van oordeel 'geweest, dat daardoor het voorstel een zekere transformatie moest ondergaan. Het vraagstuk van de defensie van Indiƫ moest nu, zooals ik de eer had hedenmorgen uiteen te zetten, worden losgemaakt van het aanhangige voorstel; dat vraagstuk moest nu zelfstandig worden onderzocht.

Daarvan was natuurlijk het gevolg, dat men ten aanzien van de Indische vloot op grooter schaal beschouwd, nu niet onmiddellijk een beslissing kon nemen. Iedereen heeft erkend, dat de Regeering daarvoor eerst een onderzoek noodig had.' Dus niet het groote doel van een Indische vloot is aan den horizon verdwenen, maar integendeel, er is als het ware een zon aan den horizon opgegaan over een dag, die ons wellicht dat groote doel zal brengen. In waarheid is het dus juist het omgekeerde.

Onder die omstandigheden kreeg het voorstel dat gedaan werd een andere beteekenis. Nu dient de vraag te worden gesteld: terwijl het algemeene vraagstuk van de Indische defensie aan de orde komt, is het nu in afwachting van hetgeen men later zien zal, dat gedaan kan worden, al of niet geraden dat dit schip wordt aangenomen ? De Minister van Marine die aanvankelijk op de bestaande gegevens zijn voorstel omtrent de Indische vloot had gebouwd, kon in het gemeen overleg natuurlijk zoo ver gaan, dat hij zijn medewerking verleende met dit onderzoek toe te zeggen. Hij had ook tot de slotsom kunnen komen: in die omstandigheden vind ik het schip niet noodig. Tot die slotsom is hij echter niet gekomen, en de Regeering is met hem van gevoelen, dat ook in de tegenwoordige omstandigheden, nu het schip niet kon strekken tot