288

wijziging en aanvulling pensioenwet

betrekking tot de positie van het kader in hunne volledige beteekenis te overzien. U'BB ue Dat bij de behandeling der thans geldende pensioenwetten voor zee- en landmacht door de toenmalige Regeering irf 1902 een bepaalde belofte tot verhooging van de standplnsioenen voor militairen beneden den rang van officier zou zijn gedaan is minder juist. De Minister Beegansius heeft toen wel veKïd' dat hij er gaarne toe had willen medewerken de pensioenen té verhoogen, maar hij voegde er bij, dat zulks gepaard zou moeten gaan met eene wijziging van den grondslag, waarop de pen-

S^8PSeS bf USten' en tevens toonde génoemde bewindsman aan, dat de tonnen gouds, welke de thans geldende pen-

we ten van ?w T ^ SChatkiSt V1'agen dan de vegere wetten van 1851, voor een groot deel toch reeds ten goede komen aan de mindere militairen. ö

Ten aanzien van het denkbeeld om meer overeenstemminsr te brengen tusschen de bepalingen betreffende de militaire pensioenen en de wetsvoorschriften, op de pensioenen der burgerhjke ambtenaren betrekking hebbende, sluiten de ondergeteet £.cht g6,heeI aan Wj die leden> die de meening ontwikAl K' , aVen, 16Z? onmo^m gelijke regelingen kunnen gelden. Alleen reeds het feit, dat de militaire pensioenwetten ook in oorlogstijd toepassing moeten kunnen vinden, maakt reeds dat men bij de samenstelling niet kan uitgaan van dezelfde bégin-

T^zTs:ZatburgerIijke pensioenwet dienen te -s

Met het denkbeeld om, nu de traktementen der officieren verhoogd zijn, aan die categorie van landsdienaren de verplichting op te leggen, eene jaarlijksche bijdrage voor hun pensioen te storten kan de eerstondergeteekende geenszins medegaanzulks zou toch neerkomen op eene vermindering van de reeds toegestane traktementsverbetering, en daartoe zou hij niet wen-

l^JFf/ ? Tfken- Had men van den aanvang af het hier omwikkelde denkbeeld voor oogen gehad, dan had men daarmede b j het ontwerpen van de nieuwe traktementsregeling rekening vnn he/r/^' ^ ha& Uit deQ aai'd ^ ^ * «S*

gevolgd is anderG m°eten Wezen' dan tnans

Het vorderen van een bijdrage alleen voor de pensioensverhoogmg zou evenzeer, zij het dan in mindere mate het karakter krijgen van het terugnemen van een eenmaal toegekende traktementsverbetering, terwijl dientengevolge aan de militaire pensioenen daardoor een tweeslachtig aanzien zon worden gegeven, hetgeen dient te worden vermeden Volkomen stemt de eerst ondergeteekende ten deze in met de leden die betoogden, dat, zelfs na het tot stand komen van de thans

rdfrenevaenVei'h0ügingen' h6t bedl"ag der Pensioenen hefnie voideren van premiën genoegzaam wettigt

mmeïdeTdév T^' hmT het Verslag> ook d°01' sommige leden dei Kamer werd opgemerkt - eene onbillijkheid