voorloopig verslag.

417

zes jaar en ouder is. Ook zoude in de bereiding somtijds de oorzaak der slechte voeding moeten worden gezocht, en' werd gewezen op gebrek aan bekwame koks.

Gevraagd werd, of de Minister ook klachten vernomen had, dat de rijst, de erwten en boonen met vuil waren vermengd.

Wat het verstrekken van oude blikken betreft, meenden sommigen — die niet voorbij zagen dat de mogelijkheid van mobilisatie steeds een grooten 'voorraad eischt —, dat het aanbeveling verdient jaarlijks den geheelen voorraad voor mobilisatie en voor dadelijk gebruik te laten aanmaken en de niet gebruikte blikken te verkoopen. Wel zal aldus een misschien niet onaanzienlijk verlies worden geleden, doch daartegenover staat, dat thans bederf der blikken evenzoo aanmerkelijke schade veroorzaakt. Wellicht ware een contract met den leverancier te sluiten, waarbij deze zich verbindt jaarlijks de niet gebruikte blikken voor een vooraf bedongen prijs terug te nemen.

In de Memorie van Antwoord betreffende de loopende begrooting deelde 's Ministers voorganger mede, dat het adres van den Bond voor minder marinepersoneel inzake voedingstarieven gesteld was in handen van den commandant der zeemacht in Nederlandsch-Indië. Men vroeg belangstellend naar het resultaat van diens overwegingen. Ook zegde de Minister Wentholt overweging toe of en in hoeverre ook het voedingstarief voor West-Indië wijziging behoeft. Gaarne zou men vernemen wat in dit opzicht van den tegenwoordigen bewindsman is te wachten.

Overlegging werd verzocht van de voedingstarieven van Nederland, Engeland, Amerika, Oostenrijk en Duitschland.

Het had de aandacht getrokken, dat de schepen in Indië in voedingskosten per man groote verschillen aanwijzen. Blijkens het Koloniaal Verslag van 1912 (bijlage C, bladz.' 13) toch bedroegen deze in 1911 voor Hr. Ms. „De Zeven Provinciën" f 217, „Tromp" f240, „de Ruyter" f246, „Hertog Hendrik" f 257 en „Holland" f230.

Omtrent de oorzaak dezer verschillen werd men gaarne ingelicht.

Straf= en tuchtrecht.

Gevraagd werd, wanneer de invoering van de militaire strafwetgeving kan worden te gemoet gezien. .Sommige leden waren teleurgesteld door het feit, dat eerst onlangs eene commissie ter voorbereiding van die invoering is ingesteld, terwijl bij de behandeling van het wetsontwerp in zake de militaire rechtspleging de indruk werd verkregen, dat een ontwerpinvoeringswet ongeveer gereed was.

Flottielje» en opnemingsvaartuigen.

Gewezen werd op de vele ontberingen, die Europeesche schepelingen hebben te verduren op deze vaartuigen. In ver-