426

MARINEBEGROOTING VOOR HET DIENSTJAAR 1913.

Ilde Onderafdeeling.

Materieel der zeemacht en van 'sRijks maritieme etablissementen en inrichtingen.

A. Drijvend materieel, uitrusting, behoeften, enz.

Artikel 15.

Nadere toelichting gevraagd.

Ten aanzien van de posten I o3, II b2 en III bz worden verhoogingen voorgesteld van respectievelijk 1000, 6000 en 2000 gulden. Blijkens de toelichting staan de eerste twee verhoogingen in verband met het vervallen van het wachtschip te Amsterdam en betreft de laatstbedoelde de marinierskazerne te Willemsoord. Gaarne werd men omtrent deze verhoogingen, inzonderheid over die met f 6000, nader ingelicht.

B. Personeel van de werkplaatsen, de havendiensten en de werkvaartuigen.

Positie van het werfpersoneel.

De positie van het werfpersoneel werd andermaal breedvoerig besproken. In het Voorloopig Verslag betreffende de loopende begrooting werd aan menige klacht uiting gegeven ; achtereenvolgens kwamen toen ter sprake: de loonregeling; de gelegenheid om onder werktijd naar een geneesheer te gaan ; wijziging in de bestaande regeling betreffende toekenning van daggelden bij ziekte; toelage voor werkzaamheden met ontplofbare stoffen; het aantal verlofdagen bij levensgevaarlijke ziekte, sterfgevallen van bloedverwanten, enz.; de regeling der verlofdagen ; de splitsing van enkele qualiteiten in onderdeelen ; de aanstelling van bazen en commandeurs als Rijksambtenaar. In de Memorie van Antwoord werd van al deze punten aandacht geschonken, doch van eene tegemoetkomende houding was in bijna geen enkel'opzicht sprake. Ten aanzien van sommige aangelegenheden werd als reden daarvoor aangegeven : afwachting van het rapport der in 1908 ingestelde Staatscommissie. Dit werd door verscheidene leden betreurd. Zij vroegen of het rapport dezer Commissie, naar hetwelk met zooveel verlangen wordt uitgezien, eerlang is te verwachten, en of de Regeering, zoo noodig, op bespoediging wil aandringen.

Zonder thans in eene uitvoerige herhaling te treden van vroeger geuite wenschen, wilde men op enkele punten in het bijzonder de aandacht vestigen, ook in verband met het aan de Kamer gezonden adres van de vereenigingen „Onderling Belang" te Amsterdam en „Wilhelmina" te Hellevoetsluis.

Wat het loon betreft werd een maximum van f 15,60 voor een vakkundig werkman als onvoldoende aangemerkt; bovendien, zoo zeide men, bereiken de meesten, hoewel werklieden met een groot aantal dienstjaren, dit loon niet en moeten dezen zich