440

uittreksel uit de alg. beraadsl. o/d. staatsbegr. v. 1913.

leger kan daarvoor geen twijfel meer bestaan, maar bij de vloot wordt het langzamerhand ook duidelijk - hoe langer hoe moeilijker in den dienst door vrijwilligers kan worden voorzien.

In andere landen ziet men ook voorbeelden van bemanning der vloot door zeemilitie. Ik veroorloof mij daarom dit denkbeeld aan de Regeering in overweging te geven, waar zij zelf verklaart, dat de schadelijke invloed der bonden zal moeten worden tegengegaan.

41e Vergadering op 11 December 1912.

De heer Schaper .... Wat doet deze Regeering ten aanzien van de vakvereenigingen van het personeel van verschillende dienstvakken? De postmannen worden genegerd, zij mogen m uniform niet deelnemen aan optochten, zij mogen met van hun standplaats wanneer zij een vergadering hebben, ook al hebben zij hun vrijen dag na een nachtdienst. De onderofncierenvereenigingen, de militaire bonden, men dreigt hen te vervolgen, dat laat men al in de stukken doorschemeren, daartoe wordt door de heeren Düymaer van Twist en Van Karnebeek al aangespoord. Tegen de marinebonden is men aan het overwegen" wat er te doen staat. Er worden nu reeds blaadjes ên circulaires in beslag genomen van menschen die met antimilitaristisch zijn, maar alleen opkomen voor hun vakbelangen, omdat zij als het ware in den dienst een vak hebben; er wordt tegen hèn opgetreden met het bekende verbod om te passagieren, in het belang van de zedelijkheid. De zedelijkheid voorop zeide vroeger de heer Kuyper. Over zedelijkheid gesproken: wat bereikt men daarmede? Het is wel goed de aandacht eens te vestigen op een ingezonden stuk in Het Volk van H. Smit, oud-onderofficier der K. N. Marine (1875-1880). Deze schreef o. m.: . _

ik kan niet veronderstellen dat Minister Wentholt, destijds 'luitenant ter zee in Ned. O.-I. (1879), niet geweten heeft welke order, door den toenmaligen vice-admiraal en commandant der zeemacht in Ned.-Indië, is uitgevaardigd geworden, namelijk deze: „dat het den commandeerenden officieren van Zr. Ms. oorlogsschepen in N.-I. werd aanbevolen om de mindere schepelingen zooveel mogelijk in de gelegenheid te stellen om te passagieren." • ,

Het uitvaardigen van dien order had zijn „raison en wei deze: om de vele destijds (vooral gedurende langdurig verblijf op zee) voorkomende gevallen van homosexueelen omgang tegen te gaan.

Het Kabinet meent dus iets te doen voor de zedelijkheid, maar werkt daarmede de zonde van Sodom in de hand!

42e Vergadering op 12 December 1912.

De heer Van Wassenaer van Catwijck: Mijnheer de Voorzitter! Op bladz. 27 van het Voorloopig Verslag op bladz.