BERAADSLAGINGEN.

449

bond moeten gehoorzamen, ook indien het gaat tegen den wil of den wensch van de militaire autoriteiten, moet geschieden. Dat is een zeer speciale vraag, die toen niet aan de orde was, en waarvoor de Regeering zich thans ziet gesteld.

Is die vraag te recht door de geachte afgevaardigden gesteld? Mijnheer de Voorzitter! Ik geloof van ja. Er is in dit jaar een propagandabrochure verschenen, getiteld: „Vereenigt u, propagandabrochure, samengesteld volgens het besluit van het Hoofdbestuur van den Bond van minder marinepersoneel." Daarin wordt gesproken over een centraal punt, op bladz. 19. Dat centrale punt is het hoofdbestuur, en daarvan wordt dan gezegd:

„Van daar worden, als van uit de hersenen van den mensch, de bevelen gezonden naar de overige deelen van het lichaam, de leden, wat dan geschiedt door tusschenkomst van de afdeelingen. Dat dus de bevelen van het hoofdbestuur stipt en uiterst nauwkeurig behooren te worden uitgevoerd, ligt voor de hand. Immers de organisatie kiest die bestuurders zelf en door het feit van die verkiezing spreekt zij het vertrouwen uit in de personen, die dat bestuur vormen. Verdient zoo'n hoofdbestuur dat vertrouwen niet, maakt het dit beschaamd, het is de organisatie weer die de gelegenheid schept door een Algemeene Vergadering zich zoo noodig van dezulken te ontdoen. Zoolang echter daarvoor geen gegronde reden bestaat, dient een volkomen vertrouwen gesteld te worden in het college van zelfgekozen mannen, dient zonder eenige overweging voor de onmiddellijke uitvoering van de orders, door dat college gegeven, te worden zorg gedragen."

Dat is flink militair anti-militarisme.

Dan is er bijv. blijkens het „Correspondentieblad" van den Bond van Marinepersoneel, no. 62, December 1912, in het Soerabajasche marinegebouw in October gehouden een algemeene ledenvergadering van de hoofdafdeeling voor Indië. Daar werd gememoreerd: „Bovendien werd dit jaar besloten de extra verstrekking te weigeren. Spreker memoreert hierbij, hoe als gevolg van de niet nakoming van dat besluit een 25 leden geroyeerd moesten worden, „maar al waren er 100 geweest, zij waren er uit gegaan."

Dan klaagt het bestuur van die hoofdafdeeling, dat het hoofdbestuur in Nederland niet krachtig genoeg optreedt. „Laat het H.B. de hand in eigen boezem steken. Wat deed het om te voorkomen, dat de equipage der „Heemskerck" op een Onze Vloot-kiek kwam? Wat doet het in het algemeen tegen die platen? Waarom werd er niets gedaan tegen dat feesten van de „Heemskerck" in Antwerpen? Zij waren gelast, maar hier zou het niet gelukt zijn."

Nu kan een gezag, dat zich stelt tegen en boven het militaire gezag, natuurlijk in de marine en het leger niet geduld worden, evenmin als een gezag, dat zich zou stellen tegen het ambtelijk gezag in de civiele ambtenaarswereld, geduld zou

\