beraadslagingen.

459

aan boord gedaan krijgen met een bevel, want dan is het dienst en geen een zal er dan weigeren. Laat de Minister van dit middel gebruik maken om een einde te maken aan het niet mededoen aan feesten en dergelijke dingen.

Nu is het de grief van den heer van Wassenaer van Catwijck, dat de leden van den bond juist niets strafbaars hebben gedaan. Ik kan mij zijn ergernis begrijpen, maar ik neem er tegelijk nota van, dat die geachte afgevaardigde hier verklaard heeft, dat de leden van den bond niets strafbaars hebben gedaan. En toch durft men aandringen op dwangbepalingen, toch durft de Regeering komen met de overweging van onderdrukkende maatregelen. Het blijkt nu wel hoe armelijk en erbarmelijk de rechtvaardiging is die men heeft voor die maatregelen.

.De Regeering heeft te vroeg geslagen. Ik begrijp mij best, dat zij gehoopt heeft een oogenblik te zullen vinden waarop zij een geweldigen slag aan dien militairen bond zou kunnen toebrengen. Zij heeft gemeend, dat zij nu het oogenblik te pakken had, doch de Regeering is te vroeg geweest. Het oogenblik was nog niet daar, want het is gebleken, dat de leden van den bond niets strafbaars hebben gedaan en uw voorwendsel om hen aan te grijpen is niet anders dan hoogst ondeugdelijk.

Er zijn excessen gepleegd, zeker. Het was intusschen niet zoo erg als wel in de couranten is vermeld. Daar is medegedeeld, dat overboord was geworpen een sluitstuk van een kanon. Dat zou een ernstig feit zijn geweest, want daardoor zou het kanon waardeloos zijn geworden; maar het was niet het sluitstuk. Het was slechts de mondstop, een soort scherm aan het einde van den loop van het kanon, dat dient om het kanon niet te doen inroesten. Wanneer zulk een mondstop over boord wordt geworpen, blijft het stuk nog geheel intact.

Maar al is het dan ook niet zoo erg, er is inderdaad sabotage gepleegd. En sabotage is zeker nooit goed te keuren en wordt ook door niemand goedgekeurd. Reeds vroeger werd door het hoofdbestuur van den Bond van minder marinepersoneel daartegen herhaaldelijk gewaarschuwd. Voordat men wist, dat zoo iets gebeuren zou en onmiddellijk nadat bekend was geworden, dat het gebeurd was, heeft men, zelfs nog vóór men bericht had van de eigen leden, in een motie ten sterkste zijn afkeuring hierover uitgesproken. In de ook door den Minister van Binnenlandsche Zaken geciteerde brochure: „Vereenigt u", uitgegeven door dezen Bond van minder marinepersoneel, wordt op de meest krachtige wijze tegen sabotage te velde getrokken. Ik lees daar op pag. 24 het volgende:

„Een feit is het ook, dat met onze organisatie rekening wordt gehouden, en de autoriteiten haar erkennen als een macht van niet geringe beteekenis. Deze macht nu mag niet worden misbruikt, maar moet waardig gedragen worden.

„Daarom is noodig, alles te vermijden wat de organisatie ook maar eenigszins in discrediet kan brengen. Sabotage-maat-