BERAADSLAGINGEN.

47B

een door het militair gezag noodig geoordeeld, maar hun onwelgevallig voorschrift weer zou moeten worden ingetrokken. Zulk een zijdelings weerspannig optreden is met het onderhouden van een goede krijgstucht beslist in strijd. Er moge hier door den bond geen verzet tegen een dienstbevel zijn voorgeschreven, er is blijkbaar op de vloot een gezag, dat storend heeft ingewerkt op de werking van het militaire, hiƫrarchieke gezag, het eenig toelaatbare en het eenig bestaanbare gezag.

Mijnheer de Voorzitter! Om goed te begrijpen, wat dat is met die wedstrijden, even nog dit. Wanneer in een vreemde haven voor vlagvertoon of eerebetoon een aantal buitenlandsche marineschepen komen, dan is het de gewoonte dat wedstrijden, met sloepen bijv., worden gehouden. Dan is het voor de matrozen geen dienstbevel, om aan die wedstrijden deel te nemen, maar het is gebruik, en men rekent er op, dat van ieder der daar vertegenwoordigde marines de matrozen vrijwillig hun beste beentje voor zullen zetten en aan die wedstrijden deel zullen nemen. Wanneer er dan een marine is, waar de matrozen dat niet doen, of waar dat zou moeten gaan door enkelen, die eigenlijk niet aan dat werk gewend zijn en het slecht doen, slaat natuurlijk die marine een mal figuur.

Wanneer dus nu de Bond van marinepersoneel aan zijn leden verbiedt om aan die wedstrijden deel te nemen, doet hij dat met de bedoeling, dat de Nederlandsche marine een mal figuur zal slaan, en dat de marine-autoriteit, aan wie dat natuurlijk niet anders dan hoogst onaangenaam kan zijn, daarin aanleiding zal kunnen vinden de passagiersregeling in te trekken of te veranderen.

In Antwerpen waren er feestelijkheden als contra-beleefdheid, omdat men de beleefdheid bewezen had, daar marineschepen heen te zenden. Het zou natuurlijk normaal zijn geweest, dat de matrozen vrijwillig naar die feestelijkheden gingen, en wanneer zij daar niet heen gaan, slaat natuurlijk wederom de Nederlandsche marine tegenover de buitenlandsche marines een mal figuur. Daarom was het natuurlijk alweer den bond te doen. In dit geval heeft toen de marine-autoriteit een middel aangegrepen om daar een einde aan te maken. Zij heeft eenvoudig verklaard, dat de deelname aan die feestelijkheden dienst was. En toen was er een onmiddellijk dienstbevel, waartegen de actie van den bond niet gericht was. Ge begrijpt, dat de matrozen zeer verheugd waren over dat bevel om feest te vieren, want hoe zouden zij anders, bij het verbod van de autoriteit, die zij volgens het principe van den bond als de hoogste moeten erkennen, ooit een aangenamen avond hebben ?

Maar het kan toch geen oogenblik worden betwijfeld, dat het zich doen gelden van een dergelijk gezag tegenover het gezag van de marine autoriteiten op de vloot niet geduld kan worden.

Voor het nakomen van zoodanig bevel van den bond zijn tot hiertoe nog geen personen ontslagen, maar in het vervolg