MEMORIE VAN ANTWOORD.

495

schepelingen dan vroeger, en is voor levenslustige jonge mannen in het varen op de huidige oorlogsvloot veel minder poƫzie o-elegen dan op de vroegere zeilschepen. Toch schijnt een en ander niet van zoo groote beteekenis om alleen daaraan den tegenwoordig heerschenden geest te mogen wijten.

Naar aanleiding van de vraag van deze leden hoeveel deserties in de laatste vier of vijf jaren zijn voorgekomen, volgt hier eene desbetreffende opgave:

1907 118

1908 77

1909 130

(w. o. 16 te New-York en 29 te San Francisco) 1910 249

(w. o. 145 in Australiƫ) 1911 129

Ten aanzien van zijne gedragslijn tegenover bonden en vereenigingen van militairen vermeent hij zich voorshands te mogen refereeren aan het standpunt door de Regeering ingenomen bij de algemeene beschouwingen naar aanleiding van hoofdstuk'I der Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1913.

Met de leden, die van meening zijn, dat schepelingen, die voortdurend critiek uitoefenen op de handelingen der Overheid en hun eigen inzicht stellen boven dat van hen, wien zij hebben te gehoorzamen, onbruikbaar zijn voor den dienst, is de ondergeteekende van oordeel, dat dezulken niet in den dienst kunnen worden gehandhaafd. Ontslag komt ook hem voor de eenige oplossing te zijn. Mocht zulks voeren tot ontvolking der vloot, dan zal door eene zeemilitie hierin moeten worden voorzien.

Dat rechtmatige wenschen van het personeel steeds met zorg behooren te worden onderzocht en dat tactvol optreden van de officieren reeds veel tot een goeden geest onder de schepelingen kan bijdragen, beaamt de ondergeteekende ten volle. Hij is ook overtuigd dat tal van officieren zich beijveren om in'deze richting werkzaam te zijn. Men houde hierbij echter in het oog, dat het voortdurend zaaien van ontevredenheid- door enkele vereenigingen de taak der officieren in hooge mate bemoeilijkt en ook dat er wel steeds onder de officieren enkelen zullen zijn, die, vooral onder zulke omstandigheden, aan tact te kort schieten. In dit opzicht maakt dit korps geen uitzondering op wat men allerwege in de maatschappij waarneemt.

Het zal echter steeds het streven van den ondergeteekende zijn om min tactvol optreden tegen te gaan en om bij de opleiding bij voortduring officieren te plaatsen van wie een gunstige invloed op het personeel is te verwachten; terwijl hij voor het overige een open oog hoopt te behouden voor rechtmatige klachten van het personeel der vloot.

Benoeming van eene commissie, aan welke een onderzoek naar de grieven der schepelingen zou worden opgedragen, is van ondergeteekende niet te wachten.