512

MARINEBEGROOTING VOOR HET DIENSTJAAR 1913.

Mariniers. Sterkte. (Met uitzonderering van de officieren.)

1 Januari 1909 1741

1910 1836

1911 1848

„1912 1733

Uuli 1912 1705

Aanneming.

1 Januari tot 1 November 1908 . . 191

1909 . . 183

1910 . . 159

1911 . . 106 „ „ „ 1912 . . 86

Verloop.

1908 182

1909 184

1910 266

1911 . 221

1912 (1ste halfjaar) 118

De maatregelen, bedoeld in de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag betreffende hoofdstuk VI van de begrooting voor het dienstjaar 1912, hebben niet het resultaat opgeleverd, dat daarvan werd verwacht.

Alvorens omtrent de eventueele voorstellen van de Staatscommissie, benoemd bij Koninklijk besluit van 5 Juni 1912 n°. 60, eene beslissing zal zijn genomen, acht de ondergeteekende het oogenblik nog niet gekomen om over te gaan tot het doen van verdere stappen ten aanzien van de aanneming bij het korps mariniers.

Blijkt uit het bovenstaande, dat de aanneming in 1912 zoowel voor de matrozen als voor de stokers meer of minder ten achter staat bij die in 1911, daartegenover kan worden opgemerkt, dat één ongunstig jaar nog geen voldoenden grond oplevert tot het nemen van bijzondere maatregelen, vooral niet waar de totale sterkte de totale behoefte nog overtreft.

Op deze zaak blijft evenwel bij voortduring de aandacht gevestigd, waarbij nog wordt opgemerkt dat ook hier de eventueele voorstellen van hoogergenoemde Staatscommissie en de totstandkoming van eene herziene soldijregeling hunnen invloed zullen kunnen doen gelden op hetgeen moet worden beslist.

Door eenige leden werd wederom de wensch te kennen gegeven om in de Memorie van Toelichting reeds de cijfers omtrent aanneming en verloop op te nemen, welke bij de samenstelling daarvan bekend zijn, om die cijfers bij de Memorie van Antwoord aan te vullen. In aansluiting met hetgeen door zijn ambtsvoorganger ten vorigen jare werd medegedeeld is ondergeteekende eveneens van oordeel dat het verkieslijk is,