beraadslagingen,

563

tak van dienst tot perfectie te brengen; zij zijn integendeel veeleer geneigd de steeds noodige bezuiniging zooveel mogelijk toe te passen op wat voor hen slechts zijn: „de bijwapens", ten einde zooveel mogelijk voor hun troetelkind: het hoofdwapen, beschikbaar te houden."

Ziedaar in korte trekken de reden waarom de heer van Trotsenbürg meent dat de militaire geneeskundige dienst bij de marine altijd het stiefkind zal moeten blijven.

Er is gemis aan belangstelling van hoogerhand en dit gemis doodt gaandeweg den medicus in den militairen geneesheer.

Hoe staat het met de belangstelling van het Departement voor deze zaak?

Mijnheer de Voorzitter! Ik moet nog even citeeren uit het artikel van den heer van Trotsenbürg, waar hij ons een kijkje geeft op den toestand van het hospitaal te Willemsoord. „Te Willemsoord liggen", zegt de heer van Trotsenbürg, „door vriendelijke tuinen omge ven, schijnbaar broederlijk naast elkaar, drie groote marinegebouwen, met name het zoogenaamd paleis, de zetel der marinedirectie, het instituut, de opleidingsschool voor de adelborsten, en het hospitaal.

„Een slechts zeer vluchtig bezoek aan dit drietal zal voldoende zijn om de overtuiging te wekken, dat zij niet in gelijken welstand worden onderhouden. Waar verschillen aanzienlijk zijn, vallen ze snel op, vooral bij vergelijking, en iedere leek zal dan ook gemakkelijk kunnen opmerken dat hier de minst hygiënische toestanden worden gevonden, waar men de beste mocht verwachten. En naarmate men zijn onderzoek zorgvuldiger gaat verrichten, zal men zien aangroeien het aantal en de beteekenis der gebreken van dit hospitaal. Niemand zal beter deze gebreken kunnen beoordeelen dan de officieren van gezondheid, die belast zijn met de „dokterswacht", en om beurten gedurende 24 uren kunnen constateeren dat dit gebouw in den dagelijkschen dienst niet meer kan voldoen aan de meest bescheiden eischen, die men heden aan een hospitaal moet stellen. Zij zullen kunnen vertellen van ondoelmatige ventilatie, van een onaangename kelderlucht in alle vertrekken gelijkvloers zoo die slechts korten tijd zijn gesloten geweest, van ouderwetsche, rijkelijk stof barende kachels met ongelijkmatige verwarming, van onhygiënische privaten, van krakende houten vloeren, in gangen, trappen en zalen, die in verband met een hollen resonans en den gebruikelijk-lompen pas van den marine-ziekenverpleger nachtelijke rust in het gebouw voor velen tot een illusie maken, van onvriendelijk schamelijk en ondoelmatig gemeubileerde ver-, trekken, en van onvoldoende en gebrekkige verpleging, en bediening door te weinig en niet genoeg geschoold personeel om slechts bij hoofdzaken te blijven."

Mijnheer de Voorzitter! Dit is een vernietigend oordeel dat door een kenner van deze zaak over dit hospitaal wórdt: