564

mabinebegeooting voob het dienstjaar 1913.

geveld. Men heeft in dit hospitaal, zooals men mij verzekerde, nog altijd het ouderwetsche Liernur-stelsel; men heeft geen water op de privaten, zelfs niet voor reiniging van de instrumenten en de ondersteken. De reiniging daarvan moet geschieden op de ziekenzalen. Men heeft in de urinoirs een ton, die telkens overloopt; doch als men den Minister Wentholt wijst op die dingen, zooals geschied is in het Voorloopig Verslag van de begrooting voor 1912, dan krijgt men ten antwoord het stereotype antwoord, dat men altijd bij de marine krijgt: er zijn geen klachten ingekomen. Dit is het mooie van het hiërarchische stelsel; er zijn klachten genoeg, in overvloed, maar ze worden altijd tegengehouden en dan kunt gij de struisvogelpolitiek volgen en zeggen: ik heb er niets van gehoord. Hier komt een deskundige die het weet, die er zijn geheele leven ervaring van heeft en zegt hoe het is. Komt er nu verbetering? Geen sprake van. Het artikel is al eenige jaren oud en men gaat steeds op den ouden weg voort.

Als ik over dat hospitaal spreek, moet ik ook spreken over de ziekenverpleging. Er komt nu een kleine uitbreiding van het korps ziekenverplegers in het hospitaal te Willemsoord, waarvoor ik erkentelijk ben. Dientengevolge zal er eenige verbetering komen, de dienst minder afmattend worden en de vrije Zondagen minder ingenomen worden door den dienst. Maar daarmede is de zaak niet in orde. Er komen nu, naar wij hooren, gedetacheerd van de vloot, drie korporaals- en matrozen-ziekenverplegers. Maar misschien weet de Minister niet dat behalve deze vermeerdering andere maatregelen genomen zijn, waardoor de toestand bevredigend is geworden. Een aantal zalen zijn buiten dienst gesteld en voor de zalen, die gebruikt worden, zijn er verplegers genoeg. Worden echter weer meerdere zalen in dienst genomen, dan heeft men weer hetzelfde tekort.

Bovendien, men detacheert personeel van de vloot en dat is ten nadeele van de varende schepen. Thans, aan boord van het wachtschip, zijn er verplegers genoeg over. In Februari en Maart, als de „Neptunus", de „Zeehond" en de „Dolphijn" in dienst komen, heeft men niets te missen.

Ook in Indië is een tekort aan verplegers. De jagers varen zonder verplegers. Van de oorlogsschepen kunnen ze niet genomen worden, daar is maar een minimum aanwezig. Dit is eigenaardig en het teekent den geheelën toestand, dat men wel het aantal torpedisten heeft uitgebreid, maar bij het in dienst stellen van de jagers niet het verplegend personeel heeft vermeerderd. Ook zijn er voor den eventueelen dienst in de barakken voor besmettelijke ziekten in Soerabaja geen verplegers. Aan boord van het wachtschip te Soerabaja ook niet. Overal is een tekort. Het gevolg is een slechte behandeling van de zieken en overmatige arbeidsduur van de verplegers.

Nu vraag ik of er niet verbetering is aan te brengen in deze zaak, door de opleiding voor ziekenverpleger over te brengen