BERAADSLAGINGEN.

583

wanneer hij meent dat deze voorstellen bij de Staten-Generaal zullen kunnen inkomen.

Het vorige jaar is het aangevraagde krediet voor een schip verworpen. Men leefde toen in de verwachting — al was dat mijn verwachting niet — dat het niet lang zou duren of de Regeering zou met nieuwe plannen komen. Thans is het een jaar verder en van plannen aan de Kamer voorgelegd, hebben wij nog niets gezien. Het zal wellicht nog wel een jaar duren. Daarom zou ik den Minister willen vragen ons te willen mededeelen of naar zijn meening nog veel tijd zal heengaan vóélde Regeering naar aanleiding van het rapport der staatscommissie haar voorstellen zal indienen.

Mijnheer de Voorzitter! Ik heb het woord gevraagd om een tweetal punten te bespreken. Het eerste betreft den geest onder het marinepersoneel. Over dien geest is reeds veel gesproken geworden bij gelegenheid van de behandeling van het eerste hoofdstuk der Staatsbegrooting. Het moge mij vergund zijn nog een enkel woord over dit punt te zeggen.

De kwaal, waaraan naar het mij voorkomt ons marinepersoneel lijdt, is van zeer ernstigen aard. Zij bestaat hierin dat naast en boven het wettig gezag zich een ander, volstrekt onwettig gezag heeft geplaatst, dat van de mindere schepelingen onvoorwaardelijk gehoorzaamheid vordert, en waaraan door het overgroote deel van het 'personeel ook wordt voldaan. De Marinebond heerscht op de vloot als despoot. Ten bewijze van hetgeen ik zeide, wil ik een enkel voorbeeld uit de vele aanvoeren. Ik heb daarbij „de aktie in zake de wedstrijden" op het oog. Het marinebestuur heeft een beschikking genomen, die beschikking ontmoet bij den Matrozenbond verzet, en daarmede is tusschen de Regeering en den bond de oorlog verklaard. De Overheid eischt gehoorzaamheid, de bond bepaalt het anders. De bond decreteert, dat de organisatie zich van alle officieele wedstrijden zal onthouden, aan dat decreet wordt door het personeel gevolg gegeven.

Ik lees in het „Correspondentieblad" van September 1912:

„Aktie inzake wedstrijden.

De afdeelingen worden er op attent gemaakt, dat het besluit der organisatie tot onthouding aan alle officieele wedstrijden en feesten nog niet is ingetrokken en dat dit mitsdien van kracht blijft. De leden die zich dus niet aan dit besluit houden, handelen in strijd met de belangen der organisatie en stellen zich volgens het reglement bloot aan het gevaar voor royement."

In hetzelfde blad lees ik onder het hoofd: „Een succes" het volgende:

„De organisatie zelf zal bepalen wanneer de aktie geëindigd is en niet de leden individueel."

Mijnheer de Voorzitter ! Tegenover het wettige gezag plaatst zich hier een onwettig gezag. De Matrozenbond decreteert zijn verlangens en besluiten en eischt, dat ze onvoorwaardelijk worden