592

marinebegrooting voor het dienstjaar 1913.

sparen, met hun ondergeschikten het best overweg kunnen en het minst reden van klagen hebben.

De heer Hugenholtz besprak onderscheidene grieven o a ook ten aanzien der voeding.

Mij is ook bekend, dat bijv. de blikvoeding in Indië soms te oud en te onvoldoende is. Maar als erkend wordt dat het zoo is en in voorkomende gevallen andere voeding verstrekt wordt, dan nemen de klachten nooit zulke groote proportiën aan als wanneer men per se die klachten negeert en ei°-enliik zooveel mogelijk tracht te elimineeren. &

Men zal kunnen begrijpen, dat in gewone tijden in het vrij eentonig scheepsleven, vooral in Oost-Indië, de maaltijd een welkome afwisseling is en dat men verstandig doet om te zorgen, dat althans de qualiteit en de bereiding van het eten niet te wenschen overlaten. Grieven, welke elk op zich zelf klein zijn, kunnen, wanneer er geen acht op geslagen wordt den akker bereiden voor ontevredenheid, terwijl juist in den zeedienst, aan boord van de schepen, het zoo absoluut noodi°is dat de opgewektheid en de liefde voor den dienst bevorderd worden.

Men zal zich wel kunnen voorstellen, dat zulks voor het leven aan boord der schepen geen ijdele klank is.

Ik heb ook getracht mij een denkbeeld te vormen van den toestand bij de vloot uit de gegevens, die ons verstrekt worden, b.v. door na te gaan de krijgstuchtelijke straffen in het vorig jaar en vroeger. De gegevens, die ons daartoe ten dienste staan zrjn met uitvoerig en zijn niet scheepsgewijs gegeven. Zij betreffen de vloot in haar geheel.

Ik begrijp dat er omstandigheden zijn die het moeilijk maken de gegevens scheepsgewijs te verstrekken, maar ware het wel zoo, dan hadden wij een beter overzicht, want het is bekend, dat de toestand op het eene schip soms hemelsbreed verschilt van dien op een ander. Ik heb mij dus tevreden moeten stellen met de gegevens, die in het Jaarboekje voor de Zeemacht voorkomen.

Nu zal ik weder niet zeggen, dat de straffen een allesbeheerschenden factor uitmaken, maar toch kunnen zij bij het nasporen van een toestand eenig licht verschaffen.

Zoo heb ik kunnen coucludeeren uit het Jaarboekje, dat het aantal straffen en gestraften toenemend is. Zoo is het aantal delicten bij voorbeeld, tegen de ondergeschiktheid van 672 in 1900-1906 gestegen tot 1023 in 1910-1911, het laatste jaar belin^an ^ gegevens bekend z«n- Dit is bijna een' verdub-

Ook het aantal straffen in verband met den wal, d. w z straffen die het gevolg zijn van vergrijpen aan den wal en als een gevolg van het verblijf aan den wal - daaronder niet begrepen dronkenschap en feiten die het gevolg daarvan zijn - is grooter geworden. In 1905-1906 was het 1918, in 1910 1911 2300. Het aantal straflen voor gewone dienstvergrijpen in