beraadslagingen.

638

Over het hospitaal te Willemsoord zeg ik niets, aangezien ik van plan ben daar zelf te gaan kijken, en ik het spreken daarover wilde uitstellen totdat ik dat gezien heb.

Nu rest mij nog alleen te bespreken de quaestie van de badgelegenheid aan boord. De geachte afgevaardigde heeft een uitlating van een ambtsvoorganger van mij een dooddoener genoemd, n.1. de uitlating, dat men op een schip nu eenmaal niet zooveel comfort heeft als aan den wal. Het spijt mij, maar ook ik moet zeggen, dat men op een schip in de verste verte niet hetzelfde confort kan hebben als aan den wal.

De heer Hugenholtz : Maar den officieren geeft u dat wel.

De heer Colijn, Minister van Oorlog, ad interim Minister van Marine : Volstrekt niet. Alle dingen zijn relatief, die hebben bijv. ook maar een kajuitje, dat niet grooter is dan een bank hier.

De heer Hugenholtz : Ik had het over de badkamers.

De heer Colijn, Minister van Oorlog, ad interim Minister van Marine: Zeker maar het is ook een groot verschil of men in het dagelijksch leven gewoon is zich eiken dag te baden of niet. Voor hen is dan het ongerief van zich niet dagelijks te kunnen baden veel grooter.

De heer Hugenholtz : Daar is het klasseverschil weer.

De heer Colijn, Minister van Oorlog, ad interim Minister van Marine : Dat is geen klasseverschil, maar verschil in leefwijze. Zoo zal ook b.v. gevangenisstraf den geachten afgevaardigde of mij heel wat zwaarder drukken dan iemand die gewend is in de gevangenis te zitten.

De heer Hugenholtz: De gevangenen krijgen wel een bad.

De heer Colijn, Minister van Oorlog, ad interim Minister van Marine: Wij hebben het niet over een bad, maar over het feit dat er nu eenmaal verschillende levensomstandigheden zijn, die voor den een veel zwaarder drukken dan voor den ander. Zoo is het ook met het gemis van confort aan boord; relatief maakt dat geen verschil en relatief is het ongemak aan boord voor een officier even groot als voor een matroos.

Bovendien kan ik zeggen dat bij voorbeeld in Indië zooveel mogelijk alles gedaan wordt om badgelegenheid te verschaffen. Ér is een sproeibad aan dek, afgesloten door gordijnen, zoodat men zich zonder te kijk te staan kan reinigen. Men begrijpt natuurlijk wel dat, wanneer voor een bemanning van enkeie honderden personen badkamers aan boord van de schepen gebouwd moesten worden, een zoodanig aantal noodig zou zijn dat daarmede alle proporties uit het oog werden verloren.