beraadslagingen.

661

De commandant in Indië, de heer Hoekwater, heeft een radicale verandering aangebracht in de uitvoering, en dat is natuurlijk niet gebeurd zonder den invloed daarop van den geachten afgevaardigde uit Steenwijk, den heer Düymaer van Twist. De heer Düymaer van Twist heeft nu getracht die verantwoordelijkheid van zich af te schuiven en zijn collega de heer van der Voort van Zijp, is hem daarin ijverig bijgesprongen. Hij heeft zich beroepen op een artikel in „Het Volk", waaruit zou blijken, dat de heer Düymaer van Twist in deze vrij uit gaat. Dat citaat wensch ik eenigszins aan te vullen en dan zal daaruit het tegendeel blijken. Het gaat in dat artikel tegen den heer Thomson, en dan wordt gezegd :

„Hij" - dat is de heer Thomson - „wijst ook de oorzaken aan, en de middelen tot herstel. Maar ongelukkig is de heer Thomson hier zeer onvolledig en vaag. Onvolledig bij het aanwijzen der oorzaken: hij schuift alles op den breeden rug van Minister Wentholt, van Jan Kanon, die toegaf aan de zemelknooperijen van kapitein Düymaer van Twist, dominee van der Voort van Zijp en dergelijke, het nachtpassagieren geheel verbood en het scheepsvolk een marinedominee op het dak zond. Is de heer Thomson vergeten, dat vóór Minister Wentholt Minister werd, de ontevredenheid op de oorlogsvloot even groot was al thans? Dat er uitbarstingen voorkwamen, waarvan heele besjeshuizen, de heer van Karnebeek incluis, het onderstboven lagen? Dan vervolgt „Het Volk": ,,Hrj (de heer Thomson) „doet, alsof hij het niet weet; alsof de toestand op de vloot alleen het gevolg is van Parizeesch drijven."

Wat blijkt daaruit? Dat volgens dezen schrijver in „Het Volk" de ellende die wij gekregen hebben ten gevolge van de passagiersregeling ook het gevolg is van het Fanzeesch drijven van den heer Düymaer van Twist, ook het gevolg van de zemelknooperijen van den kapitein Düymaer van Twist. Met andere woorden, de heer Düymaer van Twist wordt in dat artikel niet schoon gewasschen, alsof hij niet debet zou zijn aan deze beroering, maar er wordt te kennen gegeven: het is onjuist om alles alleen daaraan te wijten; ook de liberale regeeringen hebben schuld, maar de maatregel omtrent het passagieren is geweest de druppel die den emmer deed. overloopen. De verantwoordelijkheid voor deze beroering blijtt dus rusten waar zij behoort en rust in zeer sterke mate op de heeren van de overzijde.

Maar nu is de grief van den Minister, dat hangende een request aan den Minister Wentholt omtrent dat passagieren het scheepsvolk in Indië eigen recht is gaan zoeken en is gaan weigeren aan vrijwillige feestvieringen deel te nemen. Dat request dateerde van September 1911 en de beschikking daarop, die gunstig zou zijn geweest, kon pas komen in februari 1912, dat is zes maanden later. Nu betreur ik ook, dat het volk in Indië niet nog wat langer heeft gewacht op dat antwoord, en toch kan ik het ze geen oogenblik ten kwade duiden, M.-B. 1912-1913. 42