664

marinebegrooting voor het dienstjaar 1918.

Welnu, dat klopt volkomen met de „Handelingen" van 16 December 1904, bladz. 743 en 746. Alleen heb ik er bij gezegd, dat de bond bezig is om van zijn leden te maken „bewuste arbeiders".

Mijnheer de Voorzitter, de heer van dee Vooet van Zijp maakte zich dus schuldig aan vervalsching, want hij zegt nu, dat hij er dit bij gezegd heeft en in zijn eerste redevoering heeft gezegd, dat ik het had beweerd.

De Vooezittee: Mag ik den geachten spreker verzoeken, dergelijke verwijten niet tot zijn mede-afgevaardigden te richten ?

De heer Hdgenhoitz : Mijnheer de Voorzitter! Het zou mij hoogst aangenaam zijn, indien ik aan uw verzoek kon voldoen, maar als een medeafgevaardigde zich aan dergelijke handelingen schuldig maakt, moet ik de gelegenheid hebben daarop te wijzen.

De Vooezittee : TJ kunt daarop wijzen, zonder dergelijke woorden te gebruiken.

De heer Hugenholtz : Wanneer ik den heer van der Voort van Zijp zou toevoegen het ronde Hollandsche woord dat een dergelijke handelwijze zou qualiflceeren, zou ik inderdaad in aanraking komen met uw voorzittershamer en dat wensch ik te vermijden. Maar ik wensch er toch op te wijzen, hoe dooien door ergerlijk een dergelijke handelwijze is. De heer van der Voort van Zijp tracht aan te toonen, dat de bond — wat ik altijd ontkend heb - op de vloot sociaal-democratische propaganda maakt. Uit mijn redevoering kan hij dit niet halen en nu zegt hij eenvoudig toch, dat ik het beweerd heb in 1904. En als ik vraag, waar ik dat heb gezegd, antwoordt hij: ik heb dat er zelf bijgevoegd. Mijnheer de Voorzitter ! Daar is geen parlementaire qualiflcatie voor te vinden ; maar wanneer een dergelijke wijze van bestrijding hier in de Kamer mogelijk is, wat moet dan niet voor een afgevaardigde mogelijk zijn buiten de Kamer ! Ik wensch ieder, die soms in de aanstaande verkiezingsdagen in aanraking mocht komen met dien heer, uitdrukkelijk te waarschuwen, dat wat hij zegt moet worden opgenomen in den zin als hier blijkt dat hij de dingen zeggen kan, en dat men verstandig doet met eerst te beginnen het vierkant ontkennen en hem het bewijs te laten leveren van wat hij heeft gezegd.

En dat wil dan zedemeesteren over de matrozen ! Laat de heer van der Voort van Zijp zijn hand in eigen boezem steken en zich schamen !

De Minister heeft zijn requisitoir tegen den bond in eenige punten samengevat en ik moet hem hier alweer waarschuwen, dat zijn inlichtingen onjuist kunnen zijn, want het punt van