712

marinebegrooting voor het dienstjaar 1918.

zoek bedoelt wil ik hem gaarne toezeggen deze zaak nader in overweging te nemen.

De beraadslaging wordt gesloten en onderart. 7 zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

De onderartt. 8 tot en met 21 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

Beraadslaging over onderart. 22, luidende :

Bezoldigingen, daggelden en toelagen van mindere geëmployeerden en werklieden bij 's Rijks werven; activiteitstraktementen, soldijen en toelagen van machinisten en stokers der actieve zeemacht, zoomede van stokers voor bmnnnlandschen dienst, geplaatst bij 's Rijks werven voor de conservatie der schepen; toelagen voor militair personeel voor dienst doen od 's Rijks werven ; kosten van onderwijs voor de leerlingen op 's Rijks werven; loonen voor buiten of op de werven door particuliere verrichte werkzaamheden, en kosten van kleeding, f 1 138 355."

De heer Snoek Henkemans: Mijnheer de Voorzitter! Het is pas halfeen, en dus vroeg in den ochtend, en wrj hebben dus een geheelen werkdag voor ons; maar ik zal het toch zoo kort mogelijk maken. Door de afbreking en den buitengewonen loop van de behandeling der Marinebegrooting ra het vorige jaar kon toen niet gesproken worden over het personeel van de werven; want eer dat punt aan de orde kwam was de beraadslaging afgebroken, en daarom is het inderdaad noodzakelijk thans eenige aandacht aan dit onderwerp te wijden.

In de eerste plaats dan de quaestie van de vaste aanstelling voor de mindere geëmployeerden. Ik weet dat dit punt reeds meermalen werd behandeld, maar ik wil er toch bij den Minister op aandringen deze zaak ernstig te overwegen, omdat deze zaak van groot belang is, zoowel voor den Staat als voor de betrokken personen. Zonder dat het het Rijk iets meer behoeft te kosten, zouden deze menschen een vastere positie, een betere pensioenregeling en pensioen voor hun weduwen en weezen verkrijgen. Maar een dergelijke maatregel zou ook zijn in het belang van het Rijk zelf, omdat het het werk zou ten goede komen als deze ambtenaren, die vaak over een groot getal werklieden gezag moeten uitoefenen, door het bezit eener betei geregelde en meer vaste positie met beter autoriteit konden

°Ptl Wanneer ik nu kom tot de belangen van de werklieden in het algemeen, dan noem ik in de eerste plaats het hun toegezegde weduwen- en weezenpensioen. In 1909 stond reeds in de Troonrede, dat een wetsontwerp zou worden ingediend