beraadslagingen.

715

bij den heer Snoeck Henkemans. Kan de Minister dit niet toestaan om dezelfde reden waarom de Minister Wentholt het verzoek indertijd heeft afgewezen, gebrek aan officieren van gezondheid, laat hij dan aan de arbeiders toeslagen geven op het loon die met de kosten voor geneeskundige hulp overeenkomen. De Minister wil evenwel eerste het rapport afwachten van de commissie voor de werf, alvorens in deze een beslissing te nemen. Mijnheer de Voorzitter, wij weten dat de commissie adviseert tot opheffing van de werf en de Minister daartoe ook geneigd is. Welnu, waarom dan nog langer met toekenning van vrije geneeskundige hulp gewacht ? Als het rapport van de commissie is verschenen, krijgen wij vrij zeker een voorstel om de werf op te heffen, en dan heeft het personeel aan toekenning van vrije geneeskundige hulp bitter weinig meer. Het is dan alsof iemand na zijn overlijden een erfenis ontvangt. Ik hoop daarom, dat de Minister reeds dadelijk die vrije geneeskundige hulp zal toestaan, en de uitkeeringen van ziekengeld zal willen regelen op den voet als bij Oorlog, waar de voorwaarden gunstiger en de uitkeeringen langer zijn. Bij de marinewerf bestaat ook nog dit, dat de zieke niet deelt in de bepaling, dat op Christelijke feestdagen en verjaardagen van leden van het Koninklijk huis het volle loon wordt uitbetaald. De gezonde krijgt dan het volle loon wel, de zieke niet.

Het komt mij voor, dat daarin spoedig verbetering moet worden gebracht. Wat de toeslag van 2 centen betreft voor gevaarlijke werkzaamheden, daar laat de Minister zich niet over uit. Ik hoop, dat de Minister dien toeslag ook zal geven aan degenen die in het buskruit werken. Er schijnt met dien toeslag willekeurig omgesprongen te worden, de een ontvangt hem en de ander niet. Die willekeur moet ophouden. Ik hoop dus, dat de Minister den toeslag van 2 centen zal geven aan allen die met gevaarlijke stoffen moeten werken.

Ik zou verder bij den Minister willen aandringen op wegneming van de meermalen geuite grief, dat bij de toepassing van de bepalingen van het nieuwe hoofdstuk III de machinebankwerkers in verschillende groepen, zijn onderverdeeld, met een verschillend loon maximum. Al deze personen zijn aangenomen met het vooruitzicht, dat zij een maximum-loon zullen krijgen van f 2.60 en nu zijn er groepen, die dat maximum niet kunnen krijgen. De Minister moet voelen, dat daar iets onbillijks in is gelegen. Voor velen hunner is dat maximum verlaagd tot f 2.20 a f 2.50.

Ik vraag ook om een betere toepassing bij het geven van verlofdagen bij levensgevaarlijke ziekten en sterven van bloedverwanten. Voorts zou ik wenschen, dat de gewone verlofdagen, evenals bij de werklieden onder oorlog resorteerende, werden gebracht van 6 op 8 dagen. Eindelijk zou ik willen verzoeken om een mildere toepassing van de bepalingen van hoofdstuk III ten aanzien van de verhoogingen. Te dien aanzien heeft Minister Wentholt de volgende aanschrijving tot