38

©p te luisteren, zoodat onze naar muzikaal genot smachtende gemoederen in de hoogste mate bevredigd en verkwikt werden. Zijn uitmuntend spel heeft ons als Tt ware betooverd en de verwachtingen, die we op grond van een vroeger optreden hadden, verre overtroffen. Toen zagen we in hem den grooten virtuoos, nu vonden we in hem den grooten kunstenaar terug.

Moeten wij den heer Wilhelmj dank zeggen voor de getrouwheid, waarmede hij zijne verbintenis is nagekomen , zoo verdient daarentegen mej Burenne , die ons zonder eenige verontschuldiging in den steek liet, eene ernstige berisping. Mevr. van Schaick-Froschabt was zoo welwillend, ons op de eerste aanvrage uit den nood te helpen. Zoowel daarvoor als voor de opluistering, die zij door haren zang aan ons concert schonk, maakt zij op erkentelijkheid en lof beide aanspraak.

De orkestwerken werden met energie uitgevoerd , en zoowel deze als de begeleidingen der soli getuigden van den uitmuntenden geest, die, onder de leiding van onzen geaehten Böhme, bij de leden van het orkest voorzit.

BUITENLANDSCHE BERICHTEN.

MUNCHEN.

UITVOERING VAN DE ORATORIUM-VEREENIGING.

Gelijk elders moest ook ons concertleven op gevoelige wijze den invloed der algemeene gebeurtenissen ondervinden, Is ons concertwezen zelfs in gewone tijden bij dat van andere steden ver, ja zeer verre ten achteren, zoo werden we ditmaal met een geheelen stilstand bedreigd. Nergens was leven te bespeuren dan alleen bij net overgroote aantal mannen-zangvereenigingen, die, aangezien ze boven hunne eigenlijke sfeer gaan, te veel tot dilettantisme vervallen, wat aan het muziekleven in 't algemeen meer na- dan voordeel doet. 't Zou daarom goed zijn, wanneer het vroeger bestaande zangersverbond, • met nienwe statuten en onder fiksche krachtige leiding, weêr in 't leven geroepen werd.

Onder alle muzikale vereenigingen bekleedt onze Oratorium-vereeniging, in weerwil van hare niet al te groote werkzaamheid, eene eerste plaats. Een sprekend bewijs hiervan leverde de jongste uitvoering, die gewijd was aan de nagedachtenis der gesneuvelden in den oorlog. Mïndelssohn's Psalm » Wie der Hirsch schreit nach frisehem Wasser" alsmede een Requiem van Joseph Rheinbeegek vormden het programma. De keuze van den Psalm verdient alleszins goedkeuring, daar tot voor korten tijd de compositiën van dit genre van Mendelssohn zeer zelden op een concertprogramma voorkwamen. Al nemen deze compositiën onder de geestelijke muziekwerken ook geene eerste plaats in, zoo zijn ze toch voor uitvoering door zangvereenigingen bijzonder geschikt.

Veel hoogere belangstelling werd bij ons opgewekt door het Requiem van Rheinbeegek , en wel om drie redenen. Vooreerst biedt de componist door deze toonsehepping het Duitsche volk een zeldzaam geschenk aan; ten tweede begroeten wij in Rheinbekger een landgenoot, en in de derde plaats waren we vooruit overtuigd, aan zijne pen een werk van groote muzikale waarde te zullen verschuldigd zijn. De gedeelten, die het meest aan de èischen van'den kerkstijl'voldoen zijn: de introductie, de Hymne en het Kyrie, de dubbelfuga op het laatste vers »Lux aetérna", en verder de fuga's en gefugeerde stukken, 'die in dë overige deelen van het 'werk voorkomen. Daarentegen kon ons de eerste afdeeling van het *Dies irae" minder' behagen, al ware 't enkel, omdat de

driedeelige maatsoort niet goed bij den rhythmus van den tekst past. Ook in het Sanctus en Offertorium is het metrum van eenige versregels in de muziek onjuist afgedeeld.

Het geldelijke doel van deze uitvoering zou beter bereikt zijn geweest, wanneer de componist wat bescheidener middelen voor zijn werk had geëischt en daardoor eene uitvoering met kleinere krachten had mogelijk gemaakt.

QUARTET-SOIRÉES.

Reeds sedert jaren wordt hier een doorgaand afnemen van doelmatige beoefening der kamermuziek waargenomen. Alle middelen, die tot stuiting van dit kwaad werden aangewend, bleken reeds dadelijk onvruchtbaar te zijn. De oorzaak lag voornamelijk daarin, dat dergelijke pogingen een te officieel karakter droegen en ook niet zelden van onbeminde personen uitgingen.

In vroeger dagen onder de regeeringen der keurvorsten Kakel Albebt en Kabel Theodook en ook aan het hof van koning Max werd er veel aan de kamermuziek gedaan. Maar er heerschte toen veelzijdigheid, en evenzoo boden de groote concerten, nog in 't begin van deze eeuw tot op de meermalen geroemde Lachuersche periode, een rijkdom van afwisseling aan, wier gemis we sedert maar al te zeer betreuren moeten. Dezelfde cirkelbeweging , die we in de programma's der groote concerten moeten afkeuren , vinden we in het répertoire onzer quartet-soirées terug. Verandering komt slechts in zooverre voor, dat het van daag heet: Haydn, Mozart en Beethoven , morgen: Mozart, Beethoven en Haydn. Werken van den tegenwoordigen tijd worden maar zelden op de programma's geplaatst en dan nog meestal zóó, dat ze moeielijk een gunstig effect kunnen maken.

De eerste quartet-soiree der H.H. J. en B. Walter, Thoms en Müi.ler bracht drie werken ten gehoore, wier keuze tot eene bijzondere opmerking aanleiding geeft, 't Waren de quartetten: op. 10, C-dur, van Mozart, op. 131, Cis-moll, van Beethoven en op. 76, n°. 78, B-dur, (Parijsche uitgave) van Haydn. De bijeenvoeging van deze quartetten is daarom bedenkelijk, dewijl 't hier het na elkander hooren der toonaarden C-dur, Cis-moll en B-dur geldt, eene zamenvoeging, die even weinig smaak verraadt als een zeker concert-programma, dat ons hier te binnen schiet, en waarop slechts werken van een en denzelfden toonaard waren geplaatst. De schaduw, hierdoor op het kunstgenot geworpen, verdween evenwel grootendeels door de meesterlijke uitvoering der gezamenlijke werken.

We willen hiermede de gëdane keuze laten rusten en evenzeer eene nadere bespreking van het quartet van Beethoven achterwege laten, om liever den wensch uit te spreken, dat óf deze quartet-soirées in uitvoeringen van kamermuziek in 't algemeen mogen veranderd worden, óf dat er eindelijk eens een vast systeem in werking kome, waarbij zoowel op het vormen van den smaak als op het aangenaam onderhouden van het auditorium gelet wordt. Zoo ware het bijv. der moeite waard, in den loop van een seizoen de geheele ontwikkeling van het strijkquartet, gedurende achtereenvolgende tijdperken, aanschouwelijk te maken. Daarnevens konden dan ook goede compositiën van levende meesters ten gehoore gebracht worden. Wanneer we naar aanleiding van dit voorstel eenige namen mogen noemen, zouden we werken durven aanbevelen van: Alessandro Stbadella , Handel, Bach , Caldara , Bocherini , bij uitzondering ook Pleyel