60

mijde toch met de données van anderen hatelijkheden te schrijven, zoodat het publiek op een dwaalspoor gebracht wordt, wie dan toch de eigenlijke recensent is. Stelt de recensent een remplacant, dan moet die plaatsvervanger op eigen verantwoordelijkheid schrijven , en door eenig teekeu het bewijs leveren, dat eene andere pen werkzaam is geweest. Dit vordert de waardigheid der critiek. Zich kunstmatig verbergen kan een recensent toch maar hoogstens eenige weken, en wat hier in de maand October 1.1. gebeurd is, moet bepaald afgekeurd worden. En nu de kennis?

Om zelfstandig te kunnen oordeelen, moet men in ieder geval de kennis in genoegzame mate zelf bezitten. De stelling dat twee of drie meer weten dan één, gaat niet altijd op. In dit geval toegepast heeft ze geen ander gevolg gehad dan vergissingen, aanmerkingen, die blijkbaar uit den mond van anderen vernomen werden enz. enz.

Doch genoeg!

De kunstcritiek moge, vooral in ons land, eene zeer moeilijke zaak zijn, niettemin moet er bij de keuze van recensenten gelet worden op drie zaken: karakter, positie en kennis. De positie moet van de kunstwereld geheel onafhankelijk zijn, weshalve het zaak is, dat bij de dagbladen de taak van kunstrechter zooveel mogelijk door personen uit het dagbladpersoneel zelf vervuld worde. Met het oog op die behoefte zou ook de samenstelling van het personeel moeten plaats hebben. Hebben redacteuren van eenig dagblad geen verstand van kunst, dan is het wenscbelijk, dat er minstens één commissaris voor kunst en andere huishoudelijke zaken aan het blad geplaatst zij, terwijl tevens, behoudens de vrijheid der recensenten, de gedragslinie tegenover het tooueel en de kunstinstituten tusschen de directiën der dagbladen en de recensenten een punt van overweging moet uitmaken. Kunnen dagblad-directiën somtijds in 't geheel geen geschikte personen voor het kunstrechterambt vinden. dan is het beter, een tijd lang over kunst te zwijgen.

W. F. T.

bi\.\i:\LA\nsciii: bericht*.\.

BOTTERDAM.

MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING DER TOONKUNST ERUDITIO MÜSICA. Achtste (laatste) Concert, 23 Maart 1871. (Ij

Programma. Eerste aftleeling. 1. Ouverture Iphigenia in Aulis van J. C. von Gluck (met het slot van W. A. Mozart). 2. Aria (gecomponeerd 23 Maart 1787) van Mozart, gezongen door den heer Emil Scakia, baszanger aan de koninklijke opera Le Dresden. 3. Concert (E-moU) voor viool van Mendelssohn, voorgedragen door mevr. Wilma Norman-Neruoa, koninklijk Zweedsche kamervirtuoze uit Stockholm. 4. Liederen: a. AUnachtlich irn Traume van L. Hartmann; b. Ein Traum van A. Rubinstein. 5. Fantaisie caprice voor viool, van H. Vieuxtbmfs. Tweede afdeeling. Symphonie n°. 9 (D-moll) met slotkoor (Schiller's Ode an die Freude) vau L van Beethoven. Het solo-quartet te zingen door mej. Weybinger, mej. * * *, en de heeren Cari Schneider en Emil Scaria.

Het achtste concert besloot de rij der concerten op waardige wijze. Van de solisten noemen we het eerst mevr. Norman-Neruda , de talentvolle violiste, ons reeds van vroeger bekend, en nu dezen avond hare reputatie

(1) Door omstandigheden verhinderd zijnde dit concert bij te wonen, laten we hier een ons welwillend toegezonden verslag volgen.

W. F. T.

niet alleen ophoudend, maar nog vermeerderend. Haar edele gevoelvolle voordracht en groote zekerheid, gepaard aan onberispelijke zuiverheid deden zich weer met glans gelden in de uitvoering zoo van Mendelssohn's concert als van de Fantaisie van Vieuxtemis en deden haar het schitterendste succes verwerven.

Het succes van den heer Scakia was daarentegen niet zoo groot, als we verwacht hadden. Deze ontegenzeggelijk voortreffelijke zanger heeft in de keuze zijner stukken een misgreep gedaan. De aria van Mozart maakt eene uitzondering, maar de thans voorgedragen liederen liggen voor basstem te hoog en geven aanleiding tot het forceeren der stem en ook tot onzuiver zingen. Het als toegift voorgedragen lied beviel ons en ook het publiek het meest.

De ouverture van Gluck werd zeer goed uitgevoerd. Voortreffelijk was ook de begeleiding van het concert van Mendei.ssohn, vooral in het Finale, waar de houding deiblaasinstrumenten alle lof verdient.

Overigens deed zich ook nu , wat het orkest betreft, het wisselvallige van het ondermaansche gelden. In de 9de symphonie was het orkest over 't geheel niet zoo gelukkig als bij de vorige uitvoering van dit werk op het Becthovenfeest. Uitgezonderd ongelijke uitvoering der 16de sextolen in het begin van het \ste Allegro. veroorzaakt door ongelijkheid in tempo, liep de uitvoering dezer afdeeling goed van stapel. Het Scherzo leed eenigzins door ongelijkmatigheid bij de strijkinstrumenten , vooral bij de violen. Het Adagio werd uitstekend goed uitgevoerd, terwijl daarentegen het Finale te gejaagd werd afgespeeld. De violoncellen en contrabassen waren bij de uitvoering der recitatieven in deze afdeeling wederom zeer onzuiver. Deze plaats zal denkelijk bijzondere moeielijkheden opleveren, daar we anders onze bassisten niet op onzuiverheid betrappeu.

Met uitzondering van den beer Scama wareu de solisten, wat kracht van stem betreft, voor hunne taak niet berekend. De dilettante , die de altpartij had op zich genomen, verdient dank voor hare bereidwilligheid.

Het koor kweet zich dapper van zijne niet zeer dankbare taak, en moet hierbij in aanmerking genomen worden, dat het lang zoo sterk niet bezet was als bij de vorige uitvoering.

Een talrijk publiek was aanwezig, maar veroorzaakte door zijne talrijkheid dan ook eene onuitstaanbare hitte in de zaal, die waarschijnlijk voor de executanten zeer hinderlijk is geweest.

UITVOERING

der Mannen—Zatigveretniging Amphion, met welwillende

medewerking van de Rotterdamsche Dames-Zangvereeniging ,

onder leiding van den heer Alex. W. A. Heïblom ,

Vrijdag \ 7 Maart 1871, in de groote zaal der sociëteit Harmonie.

Programma. Eerste afdeeling. 1. Hymne t Allmachtiger, Preis dir tmd Ehre" van J. Havon. 2. Requiem van W. A. Mozart. Tweede afdeeling. 1. Ouverture (D-moll) van Alex W. A. Heyblom. 2. Cantate Christnacht van F. Hiller (met instrumentatie van E. Petzold) 3. Concertstuk Beim Sonnenuntergang van Niels W. Gade. 4. De 42ste Psalm van Mendelssohn Bartholdy.

Nadat de beide hierboven genoemde vereenigingen, onder leiding van den heer Heyblom, in de laatst voorgaande seizoenen reeds een tweetal welgeslaagde uitvoeringen met piano-begeleiding hadden gegeven, was het de wensch van velen, eene uitvoering op grooter schaal met orkest verwezenlijkt te zien. Aan dien wensch is