119

gesteld orkest ten gehoore gebracht werd, en mevr. Mallinger, dr. Gunz, Jean Becker en de pianist Sachs (uit Frankfort) als solisten optraden. Gunz en Becker waren de helden van den avond en vooral laatstgenoemde ontving na de onvolprezen uitvoering van Mendelssohn's prachtig vioolconcert de algemeene hulde van een aanzienlijk en tot geestdrift opgewekt publiek.

Weenen. — Het bestuur van de Vereeniging der »Musikfreunde" heeft Anton Rubinstein als directeur der concerten en der zangoefeningen van de Vereeniging aangesteld.

Londen. — Mevrouw Madeleine Johnson Graver, Hofpianiste van H. M. de Koningin der Nederlanden, heeft op de 16 Juni eene »soirée musicale" gegeven; zij werd bijgestaan door mevrouw Bita en de heeren Bentham, Sivori, Goffrie en Paque. Zij zelf bracht bij die gelegenheid ten gehoore de Grande Polonaise op. 22 van Chopin, Etudes van denzelfde, de Harmonious Blacksmith (variations) van Handel en eene Grande étude de concert van haar zelve, terwijl zij in het Grand Quatuor in Si Mineur, op. 3. vanMendelssohn en in het grand Trio in Be Mineur van Litolff de pianopartij voordroeg.

De beroemde Sir Julius Benedict dirigeerde en eene reeks van vorstelijke en hoogstaanzienlijke personaadjes had dit concert met haar »immediate patronage" vereerd; het werd gegeven in het hotel van mevrouw Sandrach, geboren Barones van Capeüen, 't welk geheel voor die gelegenheid was afgestaan.

Terwijl we dit een en ander meêdeelen, ook om het eigenaardige dat daarmede is verbonden, vermelden we met grooter genoegen, daar het der kunst ten goede komt, dat mevrouw Johnson Graver een welverdiend succes behaalde.

Onderscheidingen. — De ook ten onzent zoo gunstig bekende vioolspeler August Wilhelmi uit Wiesbaden, is door den groothertog van Hessen »als erkenning van zijne groote verdiensten jegens de toonkunst," begiftigd met de groote gouden medaille voor kunst en wetenschap. — Dezelfde onderscheiding viel te beurt aan den hof kapelmeester J. J. Bott te Hannover. — De koning van Beieren heeft de groote gouden medaille »Zum Andenken" en de Groothertog van Baden de ridderorde van den Zahringer leeuw, eerste klasse, verleend aan den hoogleeraar en muziekdirecteur F. W. Jahns te Berlijn, bij gelegenheid van de uitgaaf zijns werks »Carl Maria von Weber in seinen Werken." — De hofkapelmeester Ed. Lassen, te Weimar, is met het vorstelijk Schwarzburgsche »Ehrenkreuz" 3e klasse , gedecoreerd. — De hoogleeraar dr. Wilh. Volckmar, te Homburg, heeft het gouden kruis van verdiensten van cle hertogelijk Mecklenburgschsche huisorde der Wendische kroon ontvangen als ook een kostbaren ring van de groothertogin Sophie van Sachsen-Weimar.

Overleden. — Te Vilsbiburg (Beieren) de kapelmeester Georg Kremplsetzer, een leerling van Lachner, die verschillende opera's, onder anderen »Der Bothmantel" heeft gecomponeerd. Zijne werken hadden een tijd lang groote toeloop en toch stierf de componist in behoeftige omstandigheden. — Te Odessa, de weener vioolspeler G. Frank. — Te Bern de muziekdirecteur en organist G. A. Thiele.

LEEKEGEDAGHTEN,

DOOR

FANTASIO. I.

De Bach-vereeniging. — Een antwoord van de Génestet. — Een nagalm van Van Houten. — Eenzijdigheid. — De vensters open !

In Caecilia van 1 Juni komt een opstel voor over de Bach-vereeniging, die zich onlangs hier te lande heeft gevestigd. Ik had voor eenigen tijd reeds van die Vereeniging gehoord, maar meende , dat zij een vroegen dood was gestorven.

Of ik dat zou betreurd hebben en of ik mij over haar voortdurend bestaan verheug ? Met de hand op mijn leekegeweten — neen.

Of ik dan geen eerbied heb voor den naam van Bach, of ik zijn Passions-musik, zijn Wohltemperirtes C la vier, zijn Preluden en Fugen niet bewonder? Met de hand »als voren" — ja.

Doch er zijn op muzikaal gebied meer voortreffelijke mannen, die ik bewonder, zonder hen daarom te willen huldigen door deel te nemen aan vereenigingen en gegezelschappen naar hen gedoopt en waarin zij alleen worden gediend. Wanneer men mij mocht willen enroleeren voor eene Schumann-vereeniging en hare onderafdeeling de Brahms-club, voor een Wagner-bond of hoe men die corporatiën meer mocht willen betitelen, het zou evenmin gelukken als mij over te halen tot de Bach-vereeniging toe te treden.

Om bij de laatste te blijven — wat is haar doel ? Wil zij den zin voor degelijke muziek in ons land opwekken, en daartoe o. a. Bach's uitnemendste, ook nog voor onzen tijd genietbare, werken doen opvoeren? Maar dat is overbodig. De Maatschappij van Toonkunst heeft in de laatste jaren de Passions-musik ten gehoore gebracht, de orgelbespelingen geven ons meer dan eens Bach te hooren en op de piano's van menig dilettant zoekt men Bach's Préludes niet te vergeefs. Volgens de eigen woorden van een harer stichters wil de Bach-vereeniging »door alle haar ten dienste staande middelen den zin voor Bach's muziek in Nederland zoo algemeen mogelijk maken." Bach moet hier dus zijn de alpha en de omega, het begin en het eind, middel en doel tevens, m. a. w. men gaat op, men sluit zich op in Bach; hors de Bach ptoint de salut!

Ik weet wel, dat er onder de stichters der Bachvereeniging mannen zijn van veel te vrijzinnigen geest en van veel te helder verstand om het bij zichzelven ooit tot zulk een uiterste te laten komen. Maar ik wijs op de noodzakelijke gevolgen van het systeem, gevolgen, die zij voor zich kunnen vermijden, maar die zij niet bij machte zijn ook bij anderen, minder muzikaal ontwikkelden, te voorkomen.

In het muzikaal Pantheon onzer dagen mag geen coterie gediend worden, daar mag ook geen plaats, in grootere of kleinere kapellen, worden afgezonderd voor dezen of genen specialen heilige — daar zij plaats voor allen, die, in welke richting en in welke kunstsoort ook, iets kostelijks wrochten en met de veroveringen van hunnen geest de menschheid verrijkten.

Ik ben eenigszins huiverig om over dit gewichtig punt met mijn eenvoudig leekenverstand een oordeel uit te spreken , maar toch zou ik willen vragen of de stichters der Bach-vereeniging, vóór zij tot cle oprichting overgin-