778

DE HOLLANDSCHE REVUE.

zonder welke ook eerstgenoemde niet aan haar doel kan beantwoorden.

- Overigens signaleeren we dan nog uit dit nummer: C. G. Chavannes, „Twee stroomingen'', (geschiedkundige beschouwing van het Christendom); Dr. J. Herderschee, „Roomsche woorden"; H. G. Roodhuyzen, „Mevrouw Ongenaakbaar", {slot); en Philippine Wijsman, „Uit den vreemde".

DE NAVORSCHER.

De tijden veranderen, maar de Hoogleer-

aarsbenoemingen niet. Dit leert ons „De Navorscher" van November.

Wie in de laatste weken kennis genomen heeft van de bezwaren tegen de benoeming van den antirevolutionairen predikant De Visscher tot professor in de godgeleerdheid te Utrecht, waar hij ouderwijs moet geven in vier vakken, in welken hij nog nimmer eenige bizondere bekwaamheid schijnt aan den dag gelegd te hebben, leze eens het hieronder volgend spotdicht op de benoeming van den heer J. Ph. Bachiene tot hoogleeraar in de „Katechetische en Praticale" godgeleerdheid in 1788, eveneens te Utrecht. Het luidt aldus:

Wel Bachiene,

Welke mine, Maakt gy thans als Professoor ? Zyt gy nog die zelfde stomme,

En die domme, Als voorheen in 't Tempelchoor?

Fyne frasjes,

Wisjewasjes. Is het al, wat gy ooit kost, Zeg my, wat den weg u baande,

ö verwaande,

Tot dien gloriryken post.

Liefdekusjes

Aan de zusjes buizende gemoedsbezwaren

op te klaaren

Van een oude fyne sloof;

Steeds te preeken Aan uw leeken God als een ontmenscht Tiran; Heidenen, wier deugd wy roemen,

te verdoemen; Steeds te dondren met den Ban;

Dit befaamde, Onbeschaamde, Uwen naam by't fyn geslacht; Weetniet, Zot, Oranjekraayer,

Regtverdraayer, Dit heeft u tot d'eer gebragt. Hoör eens hier, verwaande rekel, Lees de fabel van den krekel,

Maar verstaet gy wel Latyn? Hier uyt zult gy zeker leeren Uwen hoogmoed te verneeren ; Hoorje dik Beotisch Zwyn.

Fijn in hun spot waren de dichters uit die dagen niet!

STEMMEN UIT DE VRIJE GEMEENTE.

Overbekend zijn de overleveringen van het leven van deu Buddha. Als proeve van Oostersche dichtkunst staan ze hoog genoeg bij ons Westerlingen aangeschreven; diepe vereering, hartstochtelijke liefde voor den Buddha voeren daarin den boventoon, maar daarbij is weinig rekening gehouden met de waarschijnlijkheid, en, is het niet juist de onwaarschijnlijkheid, die ons Westerlingen terughoudt dieper tot het wezen der zaak door te dringen? Behalve de onwaarschijnlijkheid der overlevering is er nog iets dat onze belangstelling bekoelt; dat is de schijnbaar ondergeschikte plaats die de vrouw in het algemeen en de vrouw van den Buddha in 't bizonder in deze verhalen inneemt. Koning Sudhódana geeft zijn zoon eene vrouw, omdat hem dit dienstig lijkt voor zijne plannen, en de prins verlaat zijne vrouw als hem dit goeddunkt; dit alles klinkt liefdeloos en onverschillig en schijnt op berekening gegrond. Daartegenover staat echter de verheerlijking van koningin Maya, die acht dagen na de geboorte van haar zoon sterft, omdat de vrouw, die een Buddha baart, geen tweede kind ter wereld kan brengen Het groot verschil van waardeering dezer twee vrouwen bestaat alleen daardoor, dat de dichter al het licht op de figuur van Maya laat vallen, terwijl de figuur van Jasódhara geheel in de schaduw blijft. Overigens is het niet aan te nemen, dat de edele figuur van den Buddha, die zijne moeder eert, zich onwaardig jegens eene beminde vrouw zou gedragen. Om de laatste meening nu te bewijzen, werd door J. C. H. W. (een werkman) het leven van den Buddha oververteld en dan, „misschien", zegt hij, „dat de een of ander mijner standge„nooten, werkman zooals ik, troost en bemoediging put uit mijn geschrijf en 's levens taak „leert zien in 't ware licht".

Het eerste gedeelte van dit verhaal is nu in de negende en tiende aflevering van deze „Stemmen" opgenomen.

De redakteur, de heer P. H. H(ugenholtz) deelt dan verder eenige „Congres-indrukken" (nml. van het kongres der vrijzinuig-godsdienstigen, van 1—4 September te Amsterdam gehouden) mee.

VLAANDEREN.

„Jantje Verdure" (het verhaal uit de serie der „Dorpsgeheimen"), dat Stijn Streuvels de vorige maaud in „ Vlaanderen" begon, wordt in het Novembernummer voortgezet, maar komt nog niet tot een einde.

Karei van de Woestijne vult de aflevering dan verder . met een, in Italiaanschen kring spelend, gesprek-verhaal over een zekeren Romeo in verband met de standvastigheid der Liefde: „Romeo of de minnaar der Liefde".

Het tijdschrift behoudt nog steeds zijn zuiver Vlaamsen karakter.