4

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

peggio's voor de rechterhand in no. 1 van op. 10. Hoewel melodisch uiterst eenvoudig eischen zij veel zorg en studie om bij het snelle tempo de accuratesse te bewaren. Voor handen, die niet gemakkelijk een decime of desnoods een none kunnen omspannen, zijn ze bijna onspeelbaar.

No. 2 is ook uitsluitend voor de rechterhand en geeft een onafgebroken chromatiek voor den 4en en 5en vinger, terwijl bovendien op elke tel met lenen3en vinger het kwart-sextaccoord wordt aangeslagen, wat uitermate vermoeiend werkt.

(Slot volgt).

nmiHiiiiiiiiiHiiiiinttniiiiiiHiiiuiiriniiiiiiiiinfiitiiiiiimiiiiiniiiiiiiiiiiiiniiiMiiiiniiiiifHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiititH Muziekbespreking.

Sem Dresden heeft bij Maurice Senart te Parijs een sonate voor fluit en harp en een voor violoncel en piano doen verschijnen, al een poos geleden. Ik had in den laatsten tijd ze niet gezien maar wel soms er aan gedacht, en nu lijkt althans de fluit- en harp-sonate mij veel minder vreemd geworden.

Die geeft volgens mijn indruk eerst een natuur-bemijmering, subtiel, teer en stil meestal. Een voorname, fijne persoonlijkheid uit zich, en wel heel modern maar kennelijk spontaan, vrij, zonder stelselzucht, zonder drieklankenvrees; en zóó, dat behoudenden het logische kunnen ondervinden van „onopgeloste dissonanten", die menigmaal als „Vorhalt" zijn te verklaren maar niet er door te vervangen dan met totaal verlies van hun eenige juiste klankwaarde. Het tweede deel is min of meer scherzo, geheimzinnig fantastisch, niet zoo „bevattelijk" maar interessant en boeiend. Het begint zoowaar met iets van een vergrootingscanon, dien Dresden niet als uitdrukkingsmiddel kon aanvaarden in het Duitsche Requiem van Brahms; hier wordt overigens in een anderen toon en met afwijkend phraseslot nagezegd en meegezegd. De verhouding der organen is veelal die van stem en klavier in hedendaagsche

zangen, geen samen concerteeren naar klassieken trant met evenredige porties motief behandeling. Wij hebben hier trouwens een meer latente thematiek maar toch een onmiskenbare, daarbij thematisch verband van cylusdeelen. Zoo zet het derde hoofdstuk het tweede voort. Maar het wordt droomerige zomerschemeravondmuziek van alleenzijn met de natuur in zachte groote liefde. Het heeft innigheid van cantilene met harmonieën uiterst welluidend naar nieuwen zin. Van de beheersching der instrumenten wordt in de geheele conceptie niet weinig gevorderd, maar overal is hun ziel doorgrond.

Met de violoncelsonate zal ik moeilijker eenigszins vertrouwd worden. Ze heeft voor mij nog veel van een barre steppe waar schaarsche plekken groen en bloemen troosten. Ik bedoel met de vergelijking geen natuurgewaarwordingen. Die heb ik hier niet gekregen, maar wel het besef van sterk lyrisch gevoel, in een betreuring met ongeëindigde verzuchting afgebroken, in een rustige meditatie vervolgens, en daarop in een hartstochtelijke bewogenheid, die met machtig elan alle hindernissen terzijde werpt. Ook dit werk toont mij geen experiment en geen vernuftspel ; het is met meesterschap èn met drang geschreven, in duidelijke, zelfs meermalen betrekkelijk eenvoudige vormgeving ondanks véeleischende vertolkingsmoeilijkheden, maar in een taal waarvan ik nog niet genoeg versta.

Voor Dresden's geestverwanten behoeven deze composities geen aanbeveling. Anderen, mits onbevooroordeelden, zij hun studie nadrukkelijk geraden.

IIIIIIIUIIIUM

Intermezzo. Invallen van „De oude Muziekmeester."

Menig jonge dochter gaat maar weer wat

muziek maken, Om haar verveling een beetje kwijt te raken.