CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

7

Misschien wordt dat anders nu hij niet meer is.

Ongetwijfeld heeft Pedrell door zijn onderwijs, zijn geschriften en uitgaven, zijn voordrachten en critieken een grooten invloed gehad op de jonge spaansche school; toch vindt men onder de voormannen daarvan slechts weinigen, die rechtstreeks onder zijn leiding stonden. Van hen die Mitjana vermeldt heeft alleen Enrique Granados naam gemaakt. Breton, Chapi, De Falla, Turina waren voor zoover ik heb kunnen nagaan geen leerlingen van hem; van Albeniz weet men dat zeker.2) De trek naar Parijs was van oudsher sterk, ook door de inwerking der Fransche literatuur en schilderkunst. Betrekkelijk weinig drong Pedrell's naam tot het buitenland door. In het uitvoerige werk van Walter Niemann Die Musik seit Richard Wagner (1918), waarin hij bijkans alle moderne componisten de revue laat passeeren, ook Granados dus, wordt Pedrell niet genoemd. Oscar Bie gewaagt in Die Oper (1919) wel van hem, maar alleen in verband met zijn Teatro lirico espanol. Hanslick bespreekt in een van zijn bundels dein 1841 te Weenen opgevoerde opera van Breton Los amantes de Teruel — spaansch, zegt hij, alleen in zoover dat zij vóór een Spanjaard werd gecomponeerd op een spaanschen tekst3); hij spreekt van het Conservatorium te Madrid, waar uitstekende artiesten worden gevormd, maar constateert „dat Spanje ook thans nog (1896) muzikaal een italiaansche provincie is, hoewel de Spaansche Regeering vaderlijk zorgt voor de verheffing der nationale muziek en composities van toonkunstenaars van het land principieel worden aangemoedigd en bevoorrecht."

Over Pedrell en zijn streven geen woord.

Onder welke omstandigheden stierf deze *) Zie Riemann's Lexikon.

3) In zijn latere werken schijnt de stijl van Breton minder italiaansch te zijn geworden.

merkwaardige man? Is hij met grooten luister ter aarde besteld? Hoe het komt, weet ik niet: ik kan den indruk niet van mij afzetten, dat hij ondanks het aanzien waarin hij stond (hij was sedert 1894 ook lid der Akademie van Madrid), min of meer vereenzaamd was in zijn eigen land, misschien voorbijgegaan door hen die ongaarne door Los Pirineos werden herinnerd aan den godsdienstoorlog van de Inquisitie tegen de Albigenzen, voorbijgestreefd door de jongeren. Toen ik kort na de uitvoering van den Proloog het genoegen had Pablo Casals bij mij te zien, bracht ik het gesprek op de muziek in Spanje en aanstonds zette hij zich aan de piano mij vergastend op stukken uit de nieuwste zarzuelas. Ondeugend schoof ik hem daarop het klavieruittreksel onder den neus van Los Pirineos. „Dat is andere kost, hé?" zeide ik. En nu bleek tot mijn verbazing dat Casals dat werk niet kende, hoewel het al jaren te voren in druk was verschenen en te Barcelona opgevoerd. Was het niet curieus, dat een Spanjaard het in Holland voor het eerst zag?

Natuurlijk liet ik Casals niet los; hij moest zich weer aan het klavier zetten en hij speelde nu den Proloog met een geestdrift, waaraan Pedrell zich zou hebben verkwikt — maar waaronder mijn goede oude Pleyel het nu en dan te kwaad kreeg. Den Haag.

[HÜIIUttI{t1(U»UrlllJIUUlirjUlrlimllilllllIJ0UHJEJ1tl ItUMtlllUUmiJHHHliltlilllHlUllIHmtlUIIlIHimEKIIlUinJinDtLBt

Ingezonden.

Ferrucio Busoni. Geachte Redactie,

Door toevallige omstandigheden kwam ik eerst kort geleden in het bezit van no. 4 van „Caecilia-Muziekcollege". Bij het doorlezen werd ik onaangenaam getroffen door eene zinsnede in „Chaliapine" van de hand van Mevrouw Geertruida van Vladeracken, n.1. de volgende:

„Plotseling, wee mij, daar barst de heksenkeuken weer los, en als een vree-