CAECÏLIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

43

eenstemming met den aard van het treurende volk zonder vaderland. Men zou in 't algemeen mol een teleurgesteld duur kunnen noemen; een door een op zichzelf staanden duurdrieklank naar de tegenovergestelde zijde (subdominant) geworpen onderklank. De duurklank is, als hij zelfstandig optreedt, altijd de dominant van den molklank.

Verdubbeling van de akkoordtonen.

De angst voor zoogenaamde leelijke verdubbelingen bij omkeeringen moet reeds van den beginne af onderdrukt worden. De leidtoon en septime, nonen of vrije „vorhalten" moeten natuurlijk niet verdubbeld worden, maar dat voelt elke ook maar eenigszins begaafde leerling terstond, nadat men er hem eens op attent heeft gemaakt. Het bezwaar van alle andere zoogenaamde slechte verdubbelingen wordt volkomen geneutraliseerd, wanneer bij hun gebruik een mooiere melodische lijn in alle stemmen en in tegenbeweging verkregen wordt.

iimiifflNiiiiiiiiiiiifliuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiHiiiiiiiiraiiaiiiiiiiHim miininiiaiiiiiffliiiiiiiiiiinimiiiiiiiiiiiii

Het karakter der toonaarden

door

Dr. J. VAN DER HOEVEN LEONHARD.

De kwestie van het karakter der toonaarden is een zeer interessante, te meer belangwekkend, waar verschillende musici niet altijd hetzelfde karakter aan een zelfden toonaard toekennen.

Bij de zangstem en bij instrumenten met niet-vaste stemming, zooals strijkinstrumenten, kan men zich voorstellen dat soms een sterk accentueeren van kruisen of mollen voor zal kunnen komen. Met name bij het klinken van de stem of van een strijkinstrument zonder begeleiding door een instrument met vaste stemming (orgel, piano), zal men het karakter van een muziekstuk soms sterker kunnen doen spreken door het iets verhoogen van de

kruisen, of iets verlagen van de mollen, inzonderheid bij oplossingen. Zulk een accentueeren van verhoogingen of verlagingen onder den invloed der gevoelens, door de muziek op zichzelf of in verbinding met andere psychische indrukken opgewekt, kan een stemmingssfeer scheppen, waarin door een bekend parallelproces de stemming onder zekere voorwaarden kan worden overgedragen op den toonaard. Deze laatste bestaat dan in dit bijzondere geval, nl. bij het muziekstuk in kwestie, uit een toonschaal, waarin de natuurlijke opvolging der tonen hier en daar onder den invloed der gemoedsbeweging een nauw merkbare onderlinge afstandsverandering heeft ondergaan. Het eigen karakter, dat een toonaard op deze wijze zou kunnen verkrijgen, is echter niet datgene wat men onder „het karakter van een toonaard" verstaat. Men bedoelt daarmede dat een bepaalde toonaard, uit welken hoofde dan ook, een eigen karakter kan bezitten, en feitelijk bezit, waardóór juist die toonaard zich onderscheidt van een anderen. Het „niet-klinken" van een getransponeerd toonstuk is een der bekendste bewijzen voor het inderdaad bestaan van zulke karakterverschillen tusschen onderscheidene toonaarden.

In verreweg de meeste gevallen klinkt echter de stem of het strijkinstrument, waarvan hier sprake was, niet alléén, doch met begeleiding van een instrument met vaste stemming. Behalve de piano en het orgel is zelfs het orkest tot op zekere hoogte als zoodanig te beschouwen.

Het is bekend dat de instrumenten met vaste stemming niet physisch zuiver gestemd plegen te zijn. Het prototype van zulk een physisch niet zuivere stemming is de chromatische, getemperde stemming van de piano. Voorzeker is zij ontstaan door de behoefte, een gemiddelden toonladder te scheppen, ongeveer gelijk klinkend van welken toon der chromatische schaal men