CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

93

Directeur van de Opera te Parijs was destijds Emile Perrin; hij had zooveel goeds van Fiesque gehoord, dat hij het werk wilde leeren kennen en hij verklaarde zich bereid het optevoeren, mits de tekst werd gewijzigd. De besprekingen hierover duurden evenwel zoo lang dat Perrin aftrad nog voor dat hij een beslissing had genomen zoowel ten opzichte van Fiesque als van Lohengtin en Reyer's Sigurd, waarover hij eveneens had gedacht. Van Parijs kon nu in de eerste jaren geen sprake zijn en Lalo wendde zich tot de directie van de Brusselsche „Monnaie". Deze nam Fiesque aan, ze zou in 1872 worden gegeven o.a. met Warot, Lassalle en Mlle. Sternberg, later Mme. Vaucorbeil.

Maar, ziet. .. juist toen de repetities zouden beginnen, ging de directeur van de Monnaie failliet! Nu gaf Lalo het op, hij liet de partituur graveeren en putte er rijkelijk uit voor latere werken.

Teleurgesteld, niet afgeschrikt door de ervaring met Fiesque opgedaan, gaf Lalo de dramatische muziek niet op. Hij begon aan een Savonarole, tekst van Armand Silvestre, maar zag daar spoedig van af. Hij ontwierp daarna een opera in 3 actes, Le Roi d' Ys; de ouverture en fragmenten er van werden reeds in 1876 ten gehoore gebracht (een duo voor sopraan en alt en een baryton-aria door de „Société Nationale"). Ditmaal hield Lalo zich van een opvoering te Parijs verzekerd.

Maar ziet..., Vizentini, directeur van het Théatre Lyrique, die het nieuwe werk had aangenomen, ging failliet voor dat hij het had kunnen vertoonen. Geen nood, dacht Lalo. Bij de Opera zou het stellig gastvrijheid vinden; want had niet de directeur Vaucorbeil, toen hij nog „inspecteur des beaux-arts" was, zijn bewondering voor Le Roi d' Ys in warme bewoordingen uitgedrukt en in een rapport aan den

de jury; men vond den tekst banaal en de muziek middelmatig. Na vier opvoeringen verdween bet werkje voor goed van het programma.

Minister van Onderwijs en Fraaie Kunsten geijverd voor de opvoering er van in de Opera? Wat natuurlijker dan dat Lalo, toen Vaucorbeil directeur van de Opera was geworden, zich haastte hem Le Roi d' Ys te brengen.

Maar ziet... de „directeur" Vaucorbeil bleek de warme bewondering van den „inspecteur" Vaucorbeil niet te deelen; hij nam althans Le Roi d' Ys niet onder zijn hoede. Ook vroeg hij geen andere opera van Lalo, maar bestelde hem een ... ballet Namouna, op een scenario van Nuitter, dat binnen vier maanden moest voltooid zijn.

Het is vreemd dat Lalo deze opdracht aannam en het is ook te betreuren, want door de overspanning, een gevolg van het overhaaste werken en de uiterst moeilijke repetities, kreeg de bijna 59-jarige componist een beroerte, zoodat de op 1 Dec. 1881 bepaalde opvoering moest worden uitgesteld. Gounod nam vrijwillig de onvoltooid gebleven orkestratie der laatste scènes voor zijn rekening en nadat een geschil over het al of niet opsteken van een cigaret door de heldin van het ballet was uit den weg geruimd, zou Namouna 15 Febr. voor het voetlicht komen.

Maar ziet... eenige dagen vóór dien datum verstuikt Namouna — de eerste danseres Mme. Sangalli den voet, zoodat wederom uitstel noodig was tot de eerste week van Maart. En nu werden allerlei praatjes uitgestrooid: dat Vaucorbeil zelf de muziek niet goed vond, dat Mme. Sangalli's verstuikte voet slechts een fictie was. Daarbij kwam nog dat de vrienden van Ambroise Thomas, om de opvoering van zijn Frangoise de Rimini te bespoedigen, bij Vaucorbeil aandrongen Namouna eerst in den zomer te geven. Dank zij de kordaatheid van Mme. Sangalli, die, als zij nog langer wegbleef, werd bedreigd met vervanging door M1Ie Rosita Mauri, kon de „première" van Namouna 6 Maart plaats hebben. Veel plezier beleefde de compo-