CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

103

tingen tot een eenheid. Dit is het, dat hem in de geschiedenis der zangkunst zijn plaats geeft en altijd van groote beteekenis zal blijven.

Dat deze uiterlijke zending met de hierboven genoemde innerlijke zeer nauw samenhangt, moet voor het gevoel, dat immers altijd het geheel zoekt, wel duidelijk zijn. Minder gemakkelijk schijnt het op 't eerste gezicht voor 't verstand te zijn dit te begrijpen. Het geestelijke, dat aan het „Italiaansche principe" ten grondslag ligt, is immers het ideaal der zuivere schoonheid van den klank zoowel als van de lijn, slechts door de grootste verfijning der zinnen te bereiken, door het vormen van een de gewone maat ver overschrijdende eenheid der klankvoorstelling.

Dit is evenwel een kern, die overeenkomt met hetgeen het moderne begrip van den psychologischen kant der zangpaedagogie moet eischen als hoofdzaak voor de opleiding tot zanger. Wie zich eens de moeite geeft de tallooze beelden en gelijkenissen na te gaan, die de Italiaansche meesters bij hun onderwijs gebruiken om de voorstellingen van den zang te verlevendigen, die zal al spoedig bemerken, hoe bij hen onbewust een zeer fijn psychologisch begrip bestaat van het essentieele van het innerlijke gebeuren bij het zingen.1)

Het is nu de taak van ons modern psychologisch ontwikkeld bewustzijn dezen rijkdom van erkentenis der oude meesters in een nieuwen vorm te gieten om er weder nut van te trekken.

De opvatting van zingen als intensiever spreken heeft tot psychologische kern een waar gevoel voor de symboliek van het woord, de klankschilderende kracht der

') Vergelijk de boeken van de schrijfster : „Die echte Gesangskunst dargestellt an Joh. Messchaert." B. Behrs Verlag (Friedr. Feddersen in Berlin Steglitz, II Auflage 1920. En „Das bewusste Singen", mit einem Vorwort von Johannes Messchaert. C. F. Kahnt Verlag, Leipzig 1922.

taal, de uitdrukkingswaarde der taalelementen. Dit geestelijke deel der zangpaedagogie op grondslag van de spraak, de verwekking van een uiterst fijn taalgevoel, zal eveneens slechts kunnen slagen, wanneer hiervoor bij de ontwikkeling ook steeds weer een beroep wordt gedaan op de zuivere aanschouwingskracht van de psyche.

Het eerste, het Italiaansche principe wendt zich onmiddelijk tot den zanger, het stelt als het ware het primitieve kunstenaarsbeleven van den zanger in idealiseering voor. Doch het tweede verlangt den mensch-kunstenaar, die zich boven het zangersgebied verheft en in dat van den schilder, den dichter treedt, die ernaar streeft deze kunsten tot eenheid te brengen. En dat was het onvergelijkelijke van Messchaert, dat hij beide gelijk recht deed weervaren, en dat zijn zang ons de volmaakte eenheid van al het geestelijke verkondigde. ♦ * *

Zij die deze treffende karakteristiek van Messchaert gaf, was lang zijn leerlinge, werd door hem in een voorrede bij haar juist verschenen, weldra te bespreken boek Das bewusste Singen een zangleerares van den eersten rang genoemd, en bewees al jaren geleden door haar zeker hier niet vergeten artikelen in Die Musik en Ein Beitrag zum Verstandnis echter Gesangskunst, hoe zij met fijne scherpzinnigheid en diepe liefde zijn kunstenaarspersoonlijkheid had doorgrond. Voor ons bestemde zij dit gedenkschrift door bemiddeling van zijn vriend Röntgen; wij zijn hun beiden zéér erkentelijk.

iiiiHiiiiuiiiiiiinuiiiiiiiiiiniiiiiiiii mBimiiiiiBwinmiiiinBiiimiiinHiinniiiniiiHiiiiHiiiinmniBiBiiiminmii

Muziekbespreking.

Ik heb een klein vervolg te maken op een meedeeling over den begaafden, ijverigen F. Pijlman, die voor de toonkunstbeoefening bij de Nederlandsche Calvinisten veel doet als koorcomponist, zangvereenigingenleider, organist, leeraar, examinator en redacteur van het maandblad De Harp. Reden tot het vorige bericht gaf inzonderheid zijn Psalm CL. Daarna kwamen van hem weer eenige composities, waarbij negen koorzangen uit zijn orato-