CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

117

zijde, zonder de daarin vervatte voorschriften ook maar op eenigerlei wijze practisch toe te passen. Tot zoover is geen schadelijke invloed te duchten. Echter in de meeste gevallen ontbreekt de geestkracht, zegeviert de aangeboren gemakzucht, en met blijdschap en vol verwachting volgt men de voorschriften van de moderne piano-techniek zonder vingerbeweging !

KilIlfllinnmiinilUIIIIlIIitUlflIllflUIlillIlllUIlIllilIfMIlïlillIlIIlIlIHHIIIIIIIIllIllilLllIIIIIIllilliliillJIIllIIIIIIIIIIJHIMIllllll

Boekbespreking.

Bij Martinus Nijhoff te 's-Gravenhage is verschenen de tweede aflevering van de „Bulletin de la Société Union musicologique," een aflevering die belangwekkende opstellen bevat.

Prof. Dr. Sandberger schrijft een artikel over Beethoven's houding tegenover de toonaangevende geesten van zijn tijd in de wijsbegeerte en de poëzie.

Vooral veel ideeën van Kant zijn bij Beethoven waar te nemen. In het bijzonder heeft hij zich diens begrip van plicht eigen gemaakt, terwijl ook 's componisten denkbeelden over weldadigheid geheel onder den invloed van Kant staan. Men zou zelfs kunnen aantoonen dat Beethoven's methode van werken: altijd maar verbeteren en verdiepen, uit een weinig beteekenende kern het allergrootste te voorschijn halen met Kant's begrippen overeenstemt.

Met het werk van Rousseau had Beethoven reeds in zijn te Bonn doorgebrachten tijd kennis gemaakt; het gevoel van vrijheid, de minachting voor maatschappelijke vormen, het individualisme, dat alles had hij met Rousseau gemeen.

Wat de dichters betreft: voor Klopstock gevoelde Beethoven aanvankelijk veel; op later leeftijd is hij hem minder gaan schatten. Daarentegen is Schiller altijd een van de grooten voor hem gebleven. Zijn verhouding tot Goethe was merkwaardig omdat dichter en componist elkander persoonlijk

gekend hebben. Groote symphatie hebben zij blijkbaar niet voor elkaar gevoeld. Goethe schreef aan zijn vriend Zeiter ronduit, dat hij door Beethoven's talenten in de grootste verbazing gebracht was, doch dat hij het zeer betreurde dat de componist „eine ganz Ungebandigte Persönlichkeit" was. Met deernis schrijft Goethe later over het verlies van het gehoor, doch zelfs dat lijkt hem geen verklaring voor het „ungebandigte" in Beethoven's persoonlijkheid. Een en ander neemt niet weg, dat de dichter Goethe grooten invloed op Beethoven uitgeoefend heeft; in het zoo beroemde „Heiligenstaedter" testament kan men heele stukken vinden die vrijwel woordelijk uit Werther overgenomen zijn. Voorts denke men maar aan de Egmontmuziek en aan de diepe indrukken die Beethoven van Faust gekregen heeft, 's Componisten ontwikkeling in de rijpere periode, zegt Dr. Sandberger, is door Faust beheerscht, zoodat Wagner heel juist zag, toen hij in zijn analyse van de negende symphonie, Faust erbij haalde.

Van Prof. Dr. Max. Seiffert bevat de aflevering een studie over „Niederlandische und Englische Gesellschaftsmusik um 1600." In den eersten ontwikkelingstijd van de zelfstandige instrumentale muziek was van ensembles in bepaalde samenstellingen nog geen sprake; veeleer werd, bij een uitvoering van meerstemmige werken de keuze van de bezetting vrij gelaten. Dat dit zoo was toonen schilderijen uit dien tijd aan terwijl men het ook uit de aanduidingen in de titels van muziek-uitgaven opmaken kan, bijvoorbeeld: „Premier livre

des chansons a 4 convenables tant a

la voix comme aux instruments" of „Het ierste Musyck boexken daer inne begrepen

syn amoureuse liedekens zeer lustich

om singen en spelen op alle instrumenten." Zoowel in Nederland als in Engeland was deze manier van muziek uitvoeren algemeen verbreid. Wel speelde de luit bijna altijd in alle combinaties een belangrijke