CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

185

Alphons Diepenbrock.

Wij Nederlanders, niet gewoon onze kunstenaars te verwennen, hebben ook den grooten componist Alphonse Diepenbrock gedurende zijn leven vrijwel aan zijn lot overgelaten, al gedenken wij gaarne de aanhankelijkheid, de trouwe vriendschap van enkelen, welke den meester gelukkig gestemd hebben.

Nu na zijn dood groeit de belangstelling voor de groote figuur; dank zij de goede zorgen van het Diepenbrock-comité zijn reeds eenige werken van den componist in druk verschenen en men zal niet rusten, voordat de voornaamste stukken in het licht gekomen zijn; en nu heeft de Toonkunst-afdeeling te 's-Hertogenbosch — waar Diepenbrock als leeraar aan het Gymnasium werkzaam geweest is, waar hij o.a. zijn grootsche „Missa in die festo" gecomponeerd heeft — ter herdenking van 's componisten sterfdag een drietal uitvoeringen gegeven. Op 3, 4 en 5 April zijn ten gehoore gebracht liederen en vocaalkwartetten en de Rey van Burchtzaten uit Gijsbrecht van Aemstel door de dames Noordewier—Reddingius en Anke Schierbeek en de heeren Louis van Tulder en Jan Dekker, en wij hebben ook weer mogen luisteren naar het waarlijk grootsche Te Deum dat vertolkt is door het versterkte koor van de afdeeling 's-Hertogenbosch van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst, met medewerking van het Utrechtsche orkest.

Het eerste concert, dat in de Hervormde kerk plaats vond, is geopend met een uitvoering van Mozart's „Eine kleine Nachtmusik" door een klein ensemble, in de samenstelling zooals men die in den tijd van Mozart kende: vier eerste, vier tweede violen drie alten, drie violoncellen en twee bassen. En de uitvoering van het Te Deum is gecombineerd geworden met een van Mozart's Requiem. Het is bekend dat Diepenbrock een groot vereerder van

Mozart was, dat hij zijn werken gaarne met die van Mozart op een programma vond; derhalve is de combinatie zeer wel verklaarbaar.

11 mii in i mui iiiiJTii run imini mi u n m ritniii ii i m fi m ni iiiij t r i ii n 11 ttim u i ii iij ii i n i ii i u i m n m i n i m tn m iiiiiiin ri m irn Het Muziekcongres te Amsterdam.

In de Aula van de Universiteit te Amsterdam heeft het Nederlandsch Muziekpaedagogisch Verbond — in de eerste dagen van April — zijn 25-jarig bestaan herdacht met een Muziekcongres, waaromtrent men natuurlijk door de dagbladen reeds lang ingelicht is. Niettemin meenen wij dit Congres toch niet heelemaal onopgemerkt voorbij' te mogen laten gaan. (Door een misverstand is dit voor de aflevering van 10 April bestemde verslag blijven liggen).

Geopend is het met een rede van den voorzitter, den heer Sem Dresden, waarin duidelijk gemaakt werd, dat voornamelijk zou gesproken worden over het leeren, het begrijpen van Muziek, ook voor hen die nog geen beroepskeuze hebben gedaan, voor leerlingen van lager, middelbaar en eventueel hooger onderwijs. Voorts zou er gesproken moeten worden over een systeem van elementair muziekonderricht dat in zijn algemeenheid voor eiken muziekonderwijzer van belang zou kunnen zijn, en ten slotte over vraagstukken op het gebied van de harmonie en den rhytmus.

De meer wetenschappelijke zijde van onze kunst — aldus heeft de heer Dresden betoogd — komt dus naar voren. Zeide niet reeds Guillaume de Machault, de zanger, dichter en theoreticus: „La musique

est une science !" Wel voegde hij er

aan toe: „Qui veut, qu'on rit, chante et danse!" En is in de eeuwen, die ons van Frankrijk's voornaamsten toonkundige uit de veertiende eeuw scheiden, niet hoe langer hoe meer beproefd, theorie en paedagogie der muziek langs wetenschappelijken weg te beoefenen? Zeker, onze kunst is in haar diepste wezen niet te benaderen