CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

187

muzikale verzameling van instrumenten en modellen, die prof. Laker in een moeizamen arbeid van 12 jaren in zijn laboratorium te Graz heeft uitgedacht en met buitengewone nauwkeurigheid heeft vervaardigd.

De „Tonbaustein-schieber" (met talrijke „Tonbausteine" uit hout) is een instrument, waarmee het psychische gebeuren weergegeven wordt dat zich in ons bewustzijn afspeelt bij waarneming van muziek of bij muziekbeoefening. Met behulp hiervan verklaarde prof. Laker de historische ontwikkeling en den bouw van de toonladders in pytagoraische-, getemperde en harmonische stemming; ook het wezen en de grootte van de komma, de kwintencirkel en het „zakken" van de tonica.

Dat het „Musikalische Sehen" ook voor de uitvoerende musici, voor componisten, critici, en niet het minst voor dirigenten van beteekenis is, bewees prof. Laker door de muzikale analyse van het „Hirtengesang" (le acte) van Wagners „Tannhauser", waarbij de tonica */j toon zakt> indien de zangeres de intervallen op haar zuivere gehoor af zingt. Door nauwkeurig na te gaan welke intervallen dit veroorzaken en deze bij de getemperde stemming te leeren aanpassen zal het euvel te vermijden zijn.

Met behulp van zijn „Quintenuhr" toonde dr. Laker aan, hoe eenvoudig we ons kunnen overtuigen van het verschil in toonhoogte tusschen Cis en des volgens de reine stemming.

De „Transponia-Schieber" van prof. Laker maakt het mogelijk voor ieder beginner die noten lezen kan, een muziekstuk uit elke willekeurige toonsoort in een andere over te brengen, zonder fouten tegen de muzikale orthografie.

Ook voor een juist inzicht betreffende de theorie der boventonen en combinatietonen, de leer van consonant en dissonant, het wezen der klankkleur bij de menschelijke stem en bij muziekinstrumenten, werd „das musikalische Sehen" een belangrijk hulpmiddel genoemd.

Een op dit principe berustend instrument, de „Oberton-Schieber", komt daarbij te stade; het werd in verkleind model getoond."

Den volgenden dag is het congres geopend met een rede van den heer }. H. Garms Jr. over de „paedagogische beteekenis van de harmonieleer", terwijl later de heer Sem Dresden gesproken heeft over „Het Harmonie-onderwijs gesplitst voor de verschillende vakken."

Spr. maakte onderscheid tusschen het harmonie-onderwijs voor organisten en componisten eenerzijds, pianisten, vocalisten en bespelers van strijk- en blaasinstrumenten anderzijds. Het hoofdbetoog der rede gold het onderwijs der laatste categorie en had als principieele hervorming het volgende: geen „basjes maken", met de daaraan verbonden noodlottige gevolgen van „compositie spelen" door onbevoegden; maar het aankweeken van harmonisch inzicht door praktische harmonielessen.

Dr. C. Huigens heeft gesproken over den rhytmus van het Gregoriaansch, toegepast op de moderne muziek. ;

Rhythmus is een geordende beweging. Om te kunnen ordenen is noodig een veelheid van dingen, want orde ontstaat alleen wanneer iets wordt beschouwd ten opzichte van iets anders. Rhythmus is de eigenlijke orde, die ontstaat uit een bepaalde terugkeer van tegenstelling in de beweging.

We onderscheiden phonetische, melodische, quantitatieve en dynamische ordening. Al deze vier kunnen mèt elkaar en onafhankelijk van elkaar werken; ze dragen bij tot den rhythmus; de eigenlijke rhythmus is echter nog iets anders.

Waardoor wordt een beweging geordend, wat staat daar tegenover? Stilstand. Door rust, door een veelheid van rusten, waarin ook weer orde is, kan dus de ordening plaats hebben, kan de verhouding der bewegende deelen onderling worden bepaald.