188

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

Niet plotseling, doch geleidelijk moet de beweging tot rust komen. Hoe grooter de komende rust, hoe langer bij het Gregoriaansch hare voorbereiding. Rust behoeft nog niet altijd totale stilstand te zijn; wannéér, vóór deze laatste bereikt is, de beweging weer toeneemt, is een afwisseling van volle en afnemende beweging ontstaan.

Den tijd van volle werking der beweging noemen we „licht", dien van het intreden der rust „zwaar"; wanneer we loopen is het opheffen van het been de bewegingsperiode, het neerzetten daarvan de rustperiode. Toch blijft de beweging. Beschouwen we nu het dynamisch element, dan blijkt dat de hedendaagsche musici alle accenten op het zware maatdeel plaatsen; frissche, ongedwongen accenten als in het Gregoriaansch zijn zoodoende niet mogelijk. Alles wordt log, zwaar, lui in onze maatbeknellingen. De maat heeft ons een stuk natuur geroofd.

Waarom moet „zwaar" altijd sterk zijn? Men kan zeer goed onhoorbaar loopen. het „licht" tot „zwaar" maken!

Ja, het meest natuurlijk staat zelfs het accent op de lichte beweging.

Ook is het een feit dat men bij maatmuziek doorgaans gebonden is aan dezelfde indeeling; bij het Gregoriaansch is daarentegen nog binaire en ternaire groepeering mogelijk.

Op den Nederlandschen tekst kan het Gregoriaansch zeer goed toegepast worden en, waar onze muziek voortkwam uit dat Gregoriaansch, zal men, door te putten uit die bron, nog zeer veel schoons kan te voorschijn brengen."

Met een voordracht van den heer A. Belinfante Jr. over „De beteekenis van den rhytmus in de instrumentale Muziek", is het congres besloten.

C$3

Een Opera van Wagner.

De even twintigjarige, vurige, geestdriftige Richard Wagner, hoorde Bellini's opera „II Montecchi-e Capuletti" met de grandiose Wilhelmine Schroeder—Devrient in de hoofdpartij, en toen na dien avond kende hij maar een verlangen: een opera componeeren!

Hij las Shakespeare's „Measure for measure" maakte daar met talent en met de onhandigheid die des jongelings is, een tekst van, die „Das Liebesverbot" heette en zette zich toen aan het componeeren. Maar juist volgde zijn aanstelling tot muziekdirecteur aan de opera te Maagdeburg, en derhalve bleef er voor componeeren niet zoo heel veel tijd over. Vandaar dat het werk pas op Nieuwjaarsdag 1836, dus na twee jaar werken, gereed lag. Toen moestnog met het instrumenteeren begonnen worden, en dat kon alleen des nachts gebeuren, want de directie van de Opera had beloofd het werk te zullen geven, op voorwaarde dat het met Februari gereed zou zijn en men de première voor April (dan werd het seizoen gesloten) plaats zou kunnen hebben. Toen de partituur, na hard zwoegen eindelijk gereed] lag, bleven er nog veertien dagen voor het studeeren over. Maar Wagner was jong ondernemend, dorst veel aan en rekende op den souffleur.

Den 29sten Maart had de première plaats; wij hebben er misschien allemaal wel eens wat over gelezen in een of ander muziekgeschiedenisboek of in een van Wagner's levensbeschrijvingen. De tekstboekjes waren niet klaar, geen van de medewerkenden kende goed zijn partij, en zoodoende begreep men er niet heel veel van; toch werd er gedurig, als het weer even goed ging, geapplaudisseerd. Op verzoek van de politie was inmiddels de titel van het werk veranderd; het heette nu „Die Novize von Palermo" en als zoodanig werd het voor een tweeden keer aange-