270

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

gediplomeerd door de N. T. V. en door de N. O. V. doet examen voor de betrekking van organist bij een der kerkgenootschappen; van het opgeroepen vijftal komt hij op het tweetal, de andere was een kantoorbediende van beroep en dilettant organist. Nadat beiden nog een paar malen gekampt hadden en het kerkbestuur voor de vraag kwam te staan, wien zullen wij benoemen, besloot het college den kantoorbediende te benoemen, omdat.... hij getrouwd en zonder werk was. Bij het afscheidnemen van zijn tegenstander, gaf hij dezen te kennen: „ziezoo, nu ga ik mij meteen aan muzieklesgeven wijden". Toevallig ken ik den nieuw benoemde, daar hij ca. twee jaar geleden bij mij was geweest voor pianoonderwijs, maar ik hem, wegens ongeschiktheid van zijn handen, niet als leerling heb willen aannemen. De vakman werd dus terzijde gesteld en de handeling van het kerkbestuur was ooroorzaak, dat het contingent der „niet bevoegde onderwijzers" weer vergroot is.

Ik laat nog enkele staaltjes volgen, welke een blik doen slaan op de wanhopige toestanden, die er heerschen:

„Pianoles aangeboden voor eerstbe„ginnenden en meergevorderden, volwassenen kunnen hun spel veel verbeteren. (En na komt het.) Eigen instrument voorloopig niet noodig."

Met een paar collega's heb ik dit zaakje eens onderzocht. Een paar jonge meisjes hebben wij op de advertentie laten schrijven, beiden les laten nemen en wat bleek de truc te zijn? Een piano-firma alhier heeft een paar stemmers, die hun vrije uren aan „les geven" besteden, de patiënten" mogen dagelijks eenige oogenblikken ten huize van hun „meester" studeeren, maar na zes weken hooren zij tot hun groote blijdschap: Maar kind, je bent zóó muzikaal, dat je beslist een eigen piano moet hebben. Dit recept wordt aan eiken

patiënt gegeven. Commentaar overbodig bij welken apotheker dit moet worden klaargemaakt. Heeft de patiënt eenmaal de pil geslikt, dan wordt óf de prijs der lessen zóó verhoogd, dat men er meestal van af ziet, óf de „meester" heeft geen

tijd meer om les te geven, want er

moeten natuurlijk weer nieuwe „patiënten" worden aangenomen.

Voor eenigen tijd geleden wandelde ik door een der straten van Amsterdam. In een der onderhuizen is een mandenwinkel gevestigd, en mijn oog valt op een uithangbord, hierop lees ik: „Hier maakt en repareer ik manden, vlecht weener en biezen matstoelen, geeft ook pianoles".

Op 10 minuten afstand van mijn woning lees ik iederen Zondagmorgen wanneer ik mij naar mijn orgel begeef, een met blauw potlood beschreven stuk bruin bordpapier, geplaatst voor een der ramen van een werkmanswoning en waarop staat: „Pijano en Orgeles".

Een waarachtig staaltje van een „onderwijzer" heb ik bijgewoond. In een muziekwinkel komt een jonge man (ik schatte hem op ca. 16 jaar) binnen loopen. In zijn hand heeft hij den lsten band van „Köhler's Practischen Leergang", den vorigen dag door hem gekocht. Met een ontsteld gezicht vraagt hij: „Och, mijnheer, heeft u voor mij niet de oude boeken, zooals ik die vroeger had? Met deze kan ik niets beginnen." Wat was er gebeurd? De uitgever, Litolff, had bij een nieuwe oplage den eersten band herzien en er eenige veranderingen in gebracht. Het jongmensch (specialist in den éérsten band van den „Practischen Leergang") kon zijn „slachtoffers" alleen maar „onderwijzen" in den eersten band en tot aan het einde van den eersten band. Was deze afgeloopen, dan kreeg de leerling gedaan, nieuwe werden opgezocht en „onderwezen". Toen nu de muziekhandelaar hem de tijding gaf „de oude is uitverkocht", gaf hij met tranen in zijn stem te kennen, „dan zal ik geen les meer