135

— Of ik het eerst niet eens open mocht maken om te zien , hoe ze er zoo wat uitzagen, en hoeveel er in waren , vroeg ik.

— Neen ziet u, dat gaat niet, zei de jufvrouw, we krijgen die pakjes zoo. weet u, en dat ze verzegeld zijn is juist een bewijs van echtheid, ziet u.

Ik zag niets, maar dankte niettemin de jufvrouw voor de genomen moeite en vertrok — zonder de borstbonbons.

Ik hou niet van verzegelde pakjes, die men eerst moet koopen en dan pas open mag maken.

Maar al houd ik er niet van, dat neemt niet weg, dat ze legio zijn — ook op muzikaal gebied — en dat ze grif van de hand gaan.

»Wij krijgen ze zoo, weet u," zei de jufvrouw.

— Wij hebben het altijd zoo geleerd, heet het elders. » En dat ze verzegeld zijn is juist een bewijs van

echtheid," beweerde de jufvrouw.

— Het is van Bach, meneer! het is van Schumann, en dat is toch wel een bewijs dat het mooi is.

Ik vergat nog te zeggen, dat cle jufvrouw me heel boos nastaarde , omdat ik mij onderstond te twijfelen aan de deugdelijkheid van haar verzegelde borstbonbons, al prijkte het pakje ook met de oogverblindendste etiketten. Wat verbeeldt die meneer zich wel — zeiden me haar toornige blikken — weet hij dan niet, clat bij ons de »eenige ware" borstbonbons te krijgen zijn? Dat dmisvalt" me zeer, en maakt, een zeer onaangenamen indruk" op me — mompelde ze verder. En — ging ze voort met verheffing van stem — »dat feit moet gewroken worden," want »zoo iets doet" zoowel aan mij in het bijzonder als aan de suikerbakkerij in het algemeen »veel kwaad."

Arme .Fantasio!

Kon hij do jufvrouw van de borstbonbons niet te vriend houden, ook de heeren van de Bach-vereeniging zijn, naar het schijnt, erg boos cp hem, omdat hij zich verstoutte aan een verzegeld pakje te raken, waar Bach opstond, en gevraagd heeft of men het ook mocht openen.

»Bach is de grootste vertegenwoordiger der ware muziek" — zegt de heer S. de Lange. — en wie dat niet gelooft, hij zij anathema! Tegen Fantasio's ketterijen moeten allen protesteeren »die het met de muziek ernstig meenen."

Wat zal ik doen?

Openlijk en deemoedig boeten , een hartvermurvend p e c c a v i stamelen en neeclrig bekennen, dat ik niet behoor tot hen, die het met de muziek ernstig meenen, maar dat ik mijn best wil doen het nog eens tot den ernst van den heer S. de Lange Jr. te brengen?

Men vergunne mij daarmee nog wat te wachten.

Het verschil is toch te groot.

De heer De Lange en zij die het met hem eens zijn vinden de ware muziek slechts in éene • richting. Wij anderen vinden ze bij verschillende richtingen en in verschillende kunstsoorten. Hun ideaal ligt anderhalve eeuw achter hen, het onze ligt vooruit.

Of zal ik vragen hoe het komt, dat cle muziek, die — volgens den heer de Lange — waarheid, schoonhei cl en vroomheid moet opwekken, een kunstenaar niet belet onware voorstellingen te geven van mijn beweren, en dat in onschoonen vorm en met weinig vroomheid (humaniteit)? Zal ik vragen, wat de reden kan zijn, dat eene Bach-vereeniging, gelijk men thans hier te lande opgericht heeft, in het ernstige en muzikale Duitsehland na een bestaan van 16 jaar nog nauwelijks 400 leden telt?

Ja, dat vraag ik — doch ter loops. Maar dan ten slotte nog dit:

Wanneer het beter is, dat alleen kunstenaars van professie het woord voeren in dit tijdschrift, dan wil ik er gaarne het zwijgen toe doen, en elders een plaatsje zoeken voor mijne leekegedachten. Maar wanneer ook wij, leeken , gedachten over muziek mogen hebben en daaraan een vorm mogen geven — zij het ook op de allerlaatste bladzijde — dan is cle eisch niet overdreven, dat men onze beschouwingen in haar geheel leze en niet met uit haar verband gerukte zinsneden tegen ons te velde trekke. 1

Ik ben na de wijze , waarop men mijne Leekegedachten heeft opgenomen, sterker dan ooit overtuigd dat de muzikale atmosfeer ten onzent drukkend benauwd is en met dubbelen klem herhaal ik mijn bede tot kunstenaars en leeken :

Och ! wat ik u bidden mag , zet toch de vensters ival open! Laat toch binnen, van welke zijde zij ook komen mogen, de frissche lucht en het heldere licht!

Correspondentie.

Tot dus verre heeft ons de plaats ontbroken tot het opnemen van aankondigingen van ingezonden boekwerken en muziekstukken. In het volgende nommer hopen wij daarmede een begin te maken en er dan geregeld mede voort te ffaan.

JOH

FEEST-CANTATE.

JOH

FEEST-CANTATE.

» Waarom toch" zoo vraagt de heer Joh. M. Coenen aan de Bedactie der Caecilia » wordt van de éene Feest-Cantate alles in het bijzonder besproken en van de andere zelfs geene melding gemaakt ?" (Dit geef ik niet als de woorden van den heer Coenen maar als de uitdrukking van zijn meening.)

Laat mij den titel welken ik boven dit artikeltje plaatste aanvullen en ik geloof, dat mijn antwoord elk een duidelijk genoeg zal zijn.

Joh. J. H. Verhulst ,

Feest- Cantate gecomponeerd voor een (onder Verhulst's leiding georganiseerd) Concert bij gelegenheid der

Pius-F eesten.

Joh M. Coenen,

Feest-Cantate gecomponeerd voor een (onder Coenen's leiding georganiseerd] Promenade - Concert bij gelegenheid der Boogschutters-Feesten.

Amsterdam.

De correspondent van Caecilia.

l Om maar iets te noemen : zoowel de I/s. stuk als de particuliere brieven aan de Redactie geadresseerd, en mij in hoofdzaak meegedeeld, overtuigen mij, dat bijv. de alinea's 3 eu 6 van bl. 119, de zinsneden „wat waar is blijft. De geest van den ouden Bach kan" enz., eenvoudig als niet geschreven worden beschouwd.