1 September 1871.

Aclit en Twintigste Jaargang. tfo. 17.

CAECILIA.

ALGEMEEN MUZIKAAL TIJDSCHRIFT VAN NEDERLAND.

UITGEGEVEN ONDER GEREGELDE MEDEWERKING VAN

W. P. G. NICOLAÏ, EICHAED HOL, JOH. BASTIAANS, J. C. BOEBS, ED. DE HABTOG, Prof. W. MOLL, Prof. A. D. LOMAN, Mr. J. C. M. VAN EIEMSDIJK, Mr. J. N. VAN HALL, O. A. HEINZE, M. A. BEANDTS BUYS, J. B. LITZAU, DAVTD KONING en anderen.

De uitgave geschiedt op den len en 15en van iedere maand bij MARTI1VUS NIJHOFF te 's Gravenhage, aan wien men alle stukken de redactie en de uitgave betreffende gelieve te adresseeren. Prijs f 1.50, fr. p. p. f 1.65 per kwartaal. Men abonneert zich voor den geheelen jaargang. Advertentiën worden berekend tegen 121/, cent den regel, groote letters naar plaatsruimte.

Voor het loopende jaar (te beginnen met 1° Mei), kan men zich abonneeren voor f 4.—, fr. p. p. ƒ4.40.

Inhoud, De strijk-kwartet-vereenigiug der Gebroeders Bonman, door Eichard Hol. — Een zangersfeest te Arnhem. — Ideën over muziek en muzikale toestanden I, door David Koning. — Berichten. — Snippers, door Theodorus. — Opgaaf van de ter beoordeeling ontvangen muziekwerken. — Correspondentie.

DE STKIJK-KWAETET-VEREENIGING DEE GEBEOEDEES BOTJMAN.

Voor weinige dagen hadden wij het genoegen, in eene intieme kring, kennis te maken met bovengenoemde kunstenaars en van meening zijnde, dat alles wat van degelijken zin getuigt, in de Caecilia dient vermeld te worden, gevoelen wij ons gedrongen, ja achten het ons zelfs tot eene aangename pligt deze vereeniging bij onze landgenooten in te leiden.

Het is toch maar al te waar, dat de degelijkste kunstenaars, dikwijls lang met onbekendheid te worstelen hebben öf omdat dan hunne ernstige kunst niet zoo gemakkelijk ingang vindt als de oppervlakkige producten van Suppé, Offenbach en anderen1; öf, omdat zij de ware kunst hooger schatten dan die der reclame of marktschreeuwerij. Daaraan schrijven wij het ook toe, dat het toeval alleen ons in kennis moest brengen, met de in vele opzichten voortreffelijke kunstuitingen van bovengenoemde heeren.

Een paar woorden over hunne levensgeschiedenis: Heeft men in ons land verschillende familiën, waarin de toonkunst erfelijk is en zou men met de Bekkers, de Breeuwsen, de Busiaux , de Coenens, de Heuckenroths, de Lubecks, de Sauvlets enz. al eene heel aardige muzikale kolome kunnen stichten, ook de Boumans zouden hiertoe een ook al niet te verachten contingent kunnen leveren.

Het was in de dagen, toen onze regering zich nog de weelde veroorloofde regiment-muziekkorpsen er op na te houden, dat de heer Bouman, stafmuzikant bij het 18c Begiment infanterie, later bij het 4c, hehalve op andere zegeningen, ook op die van een talrijk kroost te roemen

1 De heer Fantasie-, de schrijver der Leekegedachten merke wel op dat wij, wars van eenzijdigheid, de vensters altijd wijd open zetten, om onzen geest met frische lucht te versterken; niet alle lucht evenwel is rein en er is ook veel licht, dat de kunstenaar eerder op een dwaalspoor brengt, dan hem het pad te verhelderen.

had. Om van een jonger geslacht niet te gewagen, hebben zich tot nu toe zes zonen aan de toonkunst gewijd en allen van hunnen vader de eerste opleiding genoten.

Daarvan is Carel Bouman, een hoogst veelzijdig ontwikkeld kunstenaar, vroeger kapelmeester te 's Hertogenbosch thans te Zalt-Bommel gevestigd. Een schipbreuk op weg naar Oost-Indie, alwaar hij eene eervolle en voordeelige betrekking vervullen ging, noopte hem weer in 't vaderland terug te keeren.

Een jongere broeder, een uitstekende violoncellist, stierf ten vorige jare op 30 Juli als Direkteur der koninkl. koormaatschappij te Eoermond.

De tot het strijkkwartet behoorende broeders, allen nog, in hunne vaderstad woonachtig, zijn volgens het eerste geboorteregt:

Henri, die door bizondere begunstiging van wijlen Z. M. Koning Willem II gedurende vier jaren zijne opleiding genoot aan de haagsche muziekschool onder de heeren Lubeck en Wirtz, staat, sints het aftreden van zijn broeder Carel, aan het hoofd der Bossche-schutterij-kapel. Geldgebrek (zijn we wel ingelicht, dan worden aan het geheele korps jaarlijks ƒ900 ten koste gelegd) en daaruit voortvloeiende slechte instrumenten en slecht bezoldigde instrumentalisten, zijn de oorzaken, dat de beste wil en de meeste ijver zoowel van den direkteur als van de leden niet gedijen.

Prans, de 1ste viool, was een tijd lang aan het Conservatoire te Brussel en heeft den voortreffelijken Léonard tot mentor gehad.

Léonard, de 2de viool in het kwartet, heeft, behalve aan zijn vader ook veel aan zijne oudere broeders te danken en piano- en orgel-onderwijs genoten bij den weleerwaarden heer N. Jansen; deze is organist van de Paterskerk.

Antöon, de violoncellist, ontving eenige lessen van den heer Bernisch en van zijne broeders ; hij heeft het meest aan zijn voortreffelijken aanleg en ijverige studie te danken.

De heer Bouman Sr., die nog als muziekonderwijzer in 's Hertogenbosch leeft, verdient hooge waardeering voor de ernstige richting die hij aan de muzikale opvoeding zijner zonen heeft weten te geven, vooral bij de tamelijk sterk uitgedrukte Pransche smaak in de plaats zijner inwoning.

Wanneer wij nu met een kort woord de uitvoering dezer kwartet-vereeniging bespreken, dan gevoelen wij al het moeilij ke daarvan na éénmaal slechts haar aangehoord