159

wijlen Francois Fétis en heeft enkele muziekwerken uitgegeven. — Te Berlijn, Eduard Walpurger, eerste vioolspeler in het opera-orkest. — Te Weenen, Moritz Pfeifer, muziek directeur te Temesvar. — Te Moskou, Budolphe Pohley, muziekonderwijzer. — Te Turijn, Angelica Graglia, contralto. — Te Londen, Caroline Valentin, muziekonderwijzeres, vroeger als zoodanig te Hamburg werkzaam. — Te Florence, Giuseppina Bellini, eene jeugdige zangeres die, weinige jaren geleden, op het Scala-tooneel met goed gevolg optrad. — Te Parijs, A. A. E. Meillet, baryton aan de Opéra-comique.

Opgave van aanbevelenswaardige Muziekstukken.

Piano, tweehandig: S. Blumner, Wiegenlied. A. Dreyschock, Op. 116 Impromptu. A. W. P. Hanau, Adagio. Louis Kohier, Op. 165 Sonaten-Studiën.

A. Krause, » 1 Drei Instructive

Sonaten.

C. Krill, » 1 Funflmpromptus.

K. Seiss, » 8 Drei Sonatinen.

S. Smith, » 81 lePharaphraseMendels-

sohn Lobgesang. Fr. Spindler, »198 Mosaik. 6 Stücke.

Piano, vierhandig: M. Bruch, Op. 28 Sinfonie (Es).

E. Hol, » 51 Erklarung.

E. Taubert, » 8 Kleine Suite.

B. Tours, Jugend Album. 2 Hefte.

E. Wagner, Kaisermarsch.

Viool en Piano: NielsW.Gade, Op. 5 Sinfonie No. 1.

» » 20 » » 4.

B. Scholz, 6LeichteStücke.2Hefte. A. D. Loman, 3 Characterstücke.

Violoncel en Piano.

F. Hiller, Op. 104 Concertstück. Lcuis Lubeck, » 2 Nocturne.

Trios voor Piano, Viool en Violoncel.

W.Bargiel, Op. 37 Trio No. 3.

A. Eubinstein, » 85 Trio No. 4.

SNIPPEES

DOOK

THEODOEUS.

VIL

Waarom willen sommigen niet zien, wat toch zoo duidelijk in het oog springt, namelijk: de grootst mogelijke onverschilligheid van het (beschaafde) publiek voor Bach. Is ooit, in eenige zaak, heil te verwachten van struisvogelpolitiek?

VIII.

Heinrich Heine, de aanbidder der romantiek, uitte eens den wensch, dat allen, die de Italiaansche muziek verachten, hier namaals, tot hun straf, niets anders zouden hooren, dan fugen van Bach. Tegenover dezen ondeugenden uitval van Heine, plaatsen wij den spot

waarmede de Berlioz zich uitlaat over de fugen, vooral die in snelle tempo's, als vormen, om godsdienstig gevoel uit te drukken of aan te kweeken. Wijzende op die afschuwelijke narresprongen, op de eindelooze herhaling en doorwerking van het thema, vraagt hij, of die snelle fugen niet beter zouden kunnen dienen om de woeste vreugde van wilden uit te drukken of een duivelendans te schilderen, dan om iemand godsdienstig te stemmen... ?

Voegen wij hierbij de woorden van mevrouw Harris, toen zij over den organist van de plaats harer inwoning sprekende zeide: ssoms draagt hij mooie stukken voor, maar dikwijls ook van die dingen van Bach en zulke snorr ep ij per ij en" (ik citeer), dan vestig ik op dat alles alleen de aandacht om te bewijzen wat ik zeide in No. VII. Want uiterst gering in aantal zijn de vereerders van den polyphonen stijl en den grooten Bach. Eari nantes in gurgite vasto. — Vrij vertaald; het zijn: witte raven.

IX.

Kunst in 't algemeen, is arbeid. Eiehl zegt, dat het arbeid vereischt Bach te verstaan, dat men daartoe, al spelende, niet geraakt. Zeer goed. Maar de bewering is niets dan eene phrase, wanneer hetzelfde ook geldt van alle andere gro ot e mannen; van Gluck, Haendel, Mozart, Beethoven, Schumann, Goethe, Schiller, Vondel, Shakespeare, enz. enz. En zonder twijfel is dat het geval. Al spelende leert men Goethe niet verstaan, niet waarderen, zoo min als Shakespeare, Molière en die anderen. Kunst is arbeid, maar ook het begrijpen van kunstgewrochten vereischt arbeid; dat is, inspanning en een nauwlettende studie.

X.

Volgens Berlioz kon der klassike muziek geen grooter onheil treffen, dan dat zij in de mode komt. Waren Haendel, Beethoven, Goethe, Shakespeare populair, of alleen maar in de mode?

Waarom is Bach, in geen land ter wereld, ooit populair, in zwang geweest bij het beschaafde publiek?

En kan men nu zeggen, dat hij in de mode begint te komen? Het is niet te hopen. Want wuft, oppervlakkig en ij del is'de mode.

Als, volgens Eiehl, alleen sterke en gerijpte geesten Bach kunnen genieten; als deze alleen heeft geschreven voor mannen en zulke vrouwen die een echten man weten te waarderen, dan is de Bach-muziek (om een uitdrukking uit Hamlet te bezigen) kaviaar voor het publiek.

Maar mevrouw Harris! maar de vrouwen! wranneer »Bach" het schibboleth wordt, helaas! hoe weinigen zullen dan worden toegelaten tot het rijk der toonen, en in staat bevonden , een echten man op prijs te stellen en te begrijpen.

XI.

Groot is de verscheidenheid der geesten, verbazend de rijkdom der natuur. Talloos zijn de vormen, waarin het schoone wordt uitgedrukt. Hoe eenvormig ook de sneeuwvlokken schijnen, zij zijn allen verschillend. Hetzelfde geldt van de sterren, de bloemen, de menschen. Het heelal is een grootsch, onvolprezen gewrocht, dat in zijne steeds voortgaande ontwikkeling en wording, bij de grootst mogelijke verscheidenheid, streeft, naar eenheid — het ideaal der kunst.